Hoog staat de maan in zuiverblauwe hemel. O! het is er zalig en goddelijk mooi! En zo stil, zo heilig-stil! Het huis is glinsterwit, bomen en heesters rijzen gitzwart en strak, en tussen het dunne, zilvergrijs olijflover, zeeft een feeërieke, lichtende schemering op het gras neer. De rozen staan verkleurd in irreële wonderpracht te bloeien; de witte tuberozen hebben paarlemoeren glanzingen en onzichtbare waterstraaltjes ruisen brobbelend uit de spleetjes van de rotsen… Wat is het alles zacht en teer en schoon! Wat is het heilig wonderschoon!…
Cyriel Buysse op bezoek bij Maurice Maeterlinck aan de Côte d’Azur. Per auto (1913), in Verzameld werk 6 (Manteau 1980), 369-370.