zaterdag 1 februari 2025

boekverhaal 14

In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.

juni 1979


GLETSJERS IN ASSENEDE

Stemmen was het eerste wat ik van hem las, en een paar maanden later, april 1980, volgde De ontmoetingen, zijn debuut uit negentien-godbetert-achtenzestig. Ik weet niet meer hoe ik Claude van de Berge op het spoor kwam, of hoe hij mijn weg kruiste, maar het staat me vaag voor de geest dat ik daar volledig zelf voor verantwoordelijk was want nog steeds kleeft aan deze auteur, ook al ben ik nu zeer terughoudend om daar mee uit te pakken, de ijdele odeur van het zelf iemand ‘ontdekt’ hebben. (Later zou ik dat gevoel nog één keer hebben, en wel met W.G. Sebald, wellicht de enige écht waardevolle ‘ontdekking’ die ik ooit heb gedaan. Zie het – nog te schrijven – boekverhaal ##.)

Opeens lag daar dus, out of the blue, dat boekje Stemmen voor me. Ik begon eraan en wist meteen: zoiets had ik nog nooit gelezen. Deze schriftuur week af van al het tot dan door mij gekende. (Al had ik nog niet zo heel veel gelezen: op mijn op dat moment al bijna vijf jaar bijgehouden leeslijst staat Stemmen op nummer 86.)

Ik gebruik hier de uitdrukking out of the blue niet zomaar. Die twee boeken van Claude van de Berge (pseudoniem van Rony Pauwels) ademen het wit-blauw van arctische ijsvelden, gletsjers en bevroren bergtoppen. Van de Berge zocht toen, en heeft dat lange tijd volgehouden, in het smetteloze wit van nog niet volop smeltende ijsvlakten, waar enkel ijsberen, sneeuwuilen en Eskimo’s (of Inuït) gedijen, en misschien ook Sylvain Tesson of aan die Franse zwerver verwante zonderlingen zoals, inderdaad, Claude van de Berge zelf –, Claude van de Berge dus zocht daar, ver van de kapitalistische hectiek, rust, kalmte, leegte en bezinning. Zijn teksten waren – en zijn voor sommigen misschien nog altijd – een meditatie.

Ik zie het natuurlijk niet meer voor me (ik bezit geen van zijn boeken en kan het dus niet meteen nakijken), maar het komt me nu voor dat de bladzijden van Stemmen en De ontmoetingen veel wit en tussenruimte en witregels bevatten. In mijn verbeelding is Van de Berge verwant met wat zijn tijdgenoten Dan Van Severen en Etienne van Doorslaer in de vaderlandse beeldende kunst betekenden: uitpuring, meditatie, verstilling.

Ter voorbereiding van dit stukje heb ik eens de website van dit binnenkort tachtig wordende en in Assenede wonende buitenbeentje van de Vlaamse letteren bezocht. Behalve een indrukwekkende lijst publicaties, een bron die sinds zijn debuut in 1968 nog steeds niet lijkt te zijn opgedroogd, kun je daar ook een interview beluisteren en bekijken. Mevrouw Van de Berge, aka de in arctische landschappen gespecialiseerde fotografe Arlette Walgraef, stelt er – buiten beeld – op nogal schoolse wijze vragen. De antwoorden – onmogelijk dat ze niet zijn voorbereid – worden door de streng ogende en in kekke IJslandse pullover gehulde voormalig leraar voordrachtkunst in een uitermate keurig Nederlands gedebiteerd. Op de achtergrond staan de talrijke boeken keurig in het gelid.

Er kan geen twijfel over bestaan: zoals Claude van de Berge is er maar één. Een cocktail van vergeestelijking, wereldverzaking, sjamanisme en wellicht ook veel thee en klankschalen vormt zijn unique selling proposition. Maar helaas, vijfenveertig jaar nadat ik onder de indruk kwam van twee van zijn boeken, blijkt die cocktail behoorlijk slaapverwekkend en klinken Van de Berges, in dat interview, woorden hol en versleten. Zijn maatschappijkritiek is ronduit belegen en onsamenhangend. Nu besef ik dat ik me destijds vooral aangesproken voelde door het ongewone van deze stem: Van de Berge was in mijn leefwereld een van de eersten die zich afwendde van een wereld waarin het evidente voortbestaan-van-alles-zoals-het-was voor mij nog geen incertitude was geworden.


Claude van de Berge, Stemmen (1973)
https://www.claudevandeberge.be/