donderdag 3 januari 2019

van Dale 266-270


266 en 267
De een buigt planken voor een nieuw galjoen, de ander smeert de kieren dicht van een oude kiel, de een hamert op de boeg, de ander op de spiegel, de een beitelt riemen, de ander kabelt touw, terwijl weer anderen fok- en marszeil boeten.
Ilja Leonard Pfeijffer, Grand Hotel Europa, 481

spiegel (de (m.); -s; -tje) 8 het vlakke gedeelte boven de achtersteven van sommige soorten van schepen: de oude oorlogsschepen hadden fraai bewerkte spiegels; men bouwt thans jachten met platte spiegel
marszeil (het) vierkant zeil aan de marssteng
marssteng (de) eerste steng die boven een mars uitsteekt
steng (de; -en; stengetje) 3 (scheepst.) rondhout waarvan het onder- en boveneinde (hieling en top) vierkant is en dat dient tot verlenging van een mast: de grote steng, steng van de grote mast; de stengen opzetten; de steng schieten, strijken, naar omlaag laten zakken; de vlaggen ter halver steng hijsen, ten teken van rouw
3mars (de; -en) 2 (scheepsb.) halfrond platform van hout of ijzer op de langszalings, rond de top van een ondermast
langszaling (de (m.)) (zeew.) ben. voor twee eiken dwarsbalken, aan weerskanten op de oren van de benedenmasten en op de hommers van de topmasten geplaatst
oor (het; oren; -tje) 6 (zeew.) ben. voor platen ter weerszijden van elke mast of steng, lopende van puttingband tot top, waarop men de langszalings legt, syn. wang; – ben. voor twee bolders terzijde van de kluizen geplaatst, bestemd ter bevestiging van de ankertouwen
2bolder (de (m.); -s) (scheepst.) 1 gestel van twee palen of grote klamp om trossen of kettingen aan vast te maken
1klamp (de; -en) 7 opgespijkerd of -geschroefd uitsteeksel waaraan men iets kan ophangen of bevestigen, houten kikker
kikker (de (m.); -s; -tje) 3 (op schepen) dubbele haak, klamp met twee uitsteeksels, tegen een stijl of paal of anderszins aangebracht om daaraan een touw vast te zetten
kluis (de; kluizen) 11 (scheepsb.) kluisgat
kluisgat (het) 1 (scheepst.) met een koker beklede, schuins naar beneden gaande ronde opening, aan weerszijden van de voorsteven van een schip, bestemd om het ankertouw of de ketting door te laten als het schip voor anker ligt: door de kluisgaten aan boord gekomen zijn, van onderaf op gediend hebben
3hommer (de (m.); -s) (scheepst.) aan het ondereind van een steng of aan het boveneind van een mast aangebrachte of uitgespaarde vier- of achthoekige verdikking tot steun van de bramzaling en het tuig, var. nommer
bramzaling (de (m.)) (zeew.) zaling van het bramwant
zaling (de (m.); -s) 1 (zeew.) elk van de elkaar kruisende balkjes boven aan een mast die dienen om de mars te steunen, thans meer om er iets aan op te hangen
bramwant (het) de gezamenlijke hoofdtouwen van de bramsteng
bramsteng (de) rondhout, langs de bovenvoorkant van de marssteng gehesen om deze te verlengen   

268
Haar lijf was volmaakt klassiek en was gehuld in een doorkijkpeplos als de geilste Griekse godinnen, maar onder de verleidelijk vallende plooien van haar gewaad staken harige insectenpoten uit.
Ilja Leonard Pfeijffer, Grand Hotel Europa, 492

peplos (de (m.); peploi) tot de voeten reikend lang ruim kleed, op één schouder met een speld vastgehouden, in de oudheid gedragen door de Griekse vrouw

269
Noem mij een traditionalist, noem mij cataleptisch, rigide en onbuigzaam desnoods, maar het feit is dat ik hecht aan de grote lijn.
Ilja Leonard Pfeijffer, Grand Hotel Europa, 520

cataleptisch (bn.) stijf, verstard