zaterdag 25 juni 2016

de zomer van 2016 – 8 / ferroviaire ervaring 52


Het Europese project, waar elk verstandig mens uiteraard niet méér dan een koele minnaar van kan zijn omdat het tot een asociaal neoliberaal project is vernauwd en omdat het tot een bureaucratische moloch is verworden die alle culturele verschillen vermaalt, lijkt na de brexit voor een mogelijke implosie te staan, een desintegratie tot een mengelmoes van natiestaten en verzelfstandigde regio’s en stadsstaten die enkel hun geografische nabijheid gemeen hebben maar voor de rest verwikkeld zijn in een onverbiddelijke en potentieel conflictrijke survival of the fittest. En dat allemaal omdat één door de macht verblind politicus het nodig achtte om álles op het spel te zetten in een poging om zijn eigen positie te consolideren. Onvoorstelbaar hoe de hybris van één individu decennia van in de geschiedenis nooit eerder vertoonde supranationale samenwerking, met als aardig nevenproduct – op Joegoslavië na – zestig jaar vrede op een continent dat tot 1945 de ene oorlog aan de andere reeg, dreigt kapot te maken. En dat met behulp van een referendum waarin de helft van de helft van de kiezers zich, grotendeels door sentiment en in elk geval niet door inzicht gedreven, uitspreekt over iets wat zelfs voor experten stilaan ondoorgrondelijk wordt: de structuur en de werkbaarheid van de Europese Unie. Nooit eerder werd zo duidelijk gemaakt hoezeer het anti-intellectualisme – Jonathan Holslag noemt het in een uitstekende woede-uitbarsting banalisering – het Westen heeft vergiftigd en verzwakt. ¶

Eergisteren op de trein zaten er aan de overkant van het gangetje vier bakvissen te tateren en te gibberen. Ze waren in Gent gaan shoppen blijkbaar, en keerden terug naar Brugge. Ik had naar hen te luisteren, het kon niet anders. Alle vier hadden ze een bruine papieren zak bij zich, en daar zaten kleren in, en accessoires. Ze waren naar de Primark geweest, dat kon van de zakken worden afgelezen. Het uniforme bruin van die zakken vertelde iets over het gebrek aan persoonlijkheid bij elk van hun, zich aan elkaar conformerende, dragers. De hele tijd hadden de meisjes het over eyeliners, epileerpleisters, oogschaduw, nagellak en extensions. Eentje was niet onfatsoenlijk gedecolleteerd, een ander had overdreven veel gaten in haar jeans. De inhoud van de zakken werd, tegen alle verwachtingen in, niet geïnspecteerd – en dat leek mij, ouwe zak, al een voorafspiegeling van de onverschilligheid die deze veel te goedkoop en in suspecte omstandigheden geproduceerde brolkleren binnen zeer korte tijd te wachten stond. Ik zette mijn koptelefoon op om het onintelligente en hoogst verontrustende gebabbel – dat uiteraard, gezien het nietsontziende volume, waarbij de meisjes een totaal gebrek aan consideratie aan de dag legden en ten overvloede bewezen niet te beseffen dat er buiten hun bruine papieren zak van de Primark nog iets anders op deze planeet was, voor de hele wagon leek te zijn bestemd – niet langer te moeten aanhoren. ¶

Intellectueel totaal ontoereikend. Op een hellend vlak. Een onduldbaar wij-zijdenken. Wetenschappelijk niet onderbouwd. Volledig mee in de mainstream. Er klopt niets van je betoog. Wat een ego! Sommigen zijn niet mals voor mijn tekst over cultuurrelativisme. Ware het niet dat er anderen zijn die mij steunen, ik zou beginnen te twijfelen. Aan de inhoud misschien, maar toch vooral aan de opportuniteit om dergelijke teksten – ook al is het op een zeer beperkte schaal – wereldkundig te maken. Wat ik in elk geval wél moet doen, is proberen te achterhalen of ik niet gewoon misbegrepen word. En of dat dan aan mijn manier van formuleren ligt, of aan het onvermogen, of de onwil, van de anderen om uit hun denkkader te stappen. ¶