woensdag 22 juni 2016

de zomer van 2016 – 5

Wat is een vrijdenker? Is dat iemand die zich niet voor de kar van links noch voor die van rechts laat spannen? Of voor de ene kwestie voor de ene kar en voor de andere kwestie voor de andere? Je kunt die links-rechtstegenstelling toch nooit vermijden. Mijn tekst over cultuurrelativisme wordt mij door enkele ‘linkse’ vrienden niet in dank afgenomen, terwijl de ‘rechtse’ mij als een van hen verwelkomen. Beide reacties vind ik hoogst onprettig. En dan denk ik inderdaad: het vrije denken, los van alles en onbekommerd, maar daarom niet minder streng voor zichzelf en eerlijk, lijkt mij een benijdenswaardige positie.

Jean-Jacques Rousseau begint zijn Overpeinzingen van een eenzame wandelaar met de vaststelling dat hij vrijuit kan spreken nu hij onverschillig is geworden voor de angst voor de ‘kwellingen’ die hem worden aangedaan. Als ze een feit worden, blijken ze altijd minder erg dan verwacht en gevreesd. De verwachting, het vooruitzicht gekweld te worden, is het ergst. ‘Als ik ze verwacht, kwelt mij dat honderdmaal meer dan wanneer ik ze onderga en de dreiging is voor mij verschrikkelijker dan de slag zelf.’ Bij Rousseau, die, blijkens alvast de eerste bladzijden van deze Overpeinzingen, behoorlijk paranoïde is, moet dat met een korrel zout worden genomen – maar zijn bedenking over de kwelling van verwacht onheil doet mij toch denken aan Viktor Klemperer, die met zijn dagboekbladzijden over verwacht onheil meer dan duidelijk maakt hoe beklemmend, ontmoedigend en uitputtend die verwachting kan zijn. En dan weten wij natuurlijk ook nog, in de terugblik, hoe terecht in zijn geval die verwachting was.

Begroeting op het werk (de initiaal is gefingeerd)
'En, hoe is het, X., alles onder controle?'
'Bwôh...'
'Oei, zijn er belangrijke disfuncties of calamiteiten waardoor gij getroffen zijt?'
'Neen. Er zijn geen problemen.'
'Ge klinkt alles bij elkaar toch niet bijzonder enthousiast.'
'Dat is waar, maar ik spaar mijn enthousiasme voor als het eens echt goed gaat.'
'Verstandig! Men mag de grote emoties niet inflatoir inzetten.'
'Juist.'
'Nu, als het een troost mag zijn, met mij gaat het ook suboptimaal.'
'Oei?'
'Wel ja, het gaat goed. Maar het kan altijd beter. Dus: suboptimaal.'

'Ik ben te laat.' De verzuchting van Ton Lemaire in Wandelenderwijs, geslaakt na een bezoek aan het Svenskt Fjäll- och Samemuseum, het museum van de Lapse cultuur zeg maar, in Jokkmokk, Zweden, klinkt meer dan oprecht en eigenlijk ook wanhopig. (Al moet het gezegd dat Lemaire altijd zijn uiterste best doet om zo positief mogelijk te klinken.) De artefacten die hier worden getoond, zijn niet eens overblijfselen maar replica’s van wat ooit was. De cultuur die ze moeten illustreren, de manier van leven: dat is, hoewel het duizenden jaren heeft bestaan, volledig verdwenen. Als er in de werkelijkheid nog iets van de Lappen te zien is, dan is het folklore, gematerialiseerde nostalgie. Het verval van onze wereld zet zich niet alleen door in de ruimte, in die zin dat er steeds minder terrein niet door de mens is aangeroerd. Het is ook een verval in de tijd: culturen manifesteren zich in periodes, de ene fase wordt door een volgende vervangen – en het is duizelingwekkend te beseffen hoeveel waardevols er ook op die manier al verdwenen is: gesofisticeerde cultuuruitingen, ambachtelijke vaardigheden, technieken, enzovoort.