dinsdag 24 januari 2012

schrikkel 019


Reizen met de trein is in vergelijking met de ellende op de zogenaamde snelwegen een uitermate aangename aangelegenheid, maar dat belet niet dat het ook zijn triestige kanten heeft. Bijvoorbeeld in dat moment net voordat de trein het station binnenrolt. Dan hangt er soms, en zeker bij onaangenaam koud en nat weer, iets precairs in de lucht. Naast het verwachtingsvolle dat eigen is aan het aanvatten van een reis, is er ook iets onbestemd onbehaaglijks. Iets uitgeschuds. Iets waar iedereen zo snel mogelijk – dat voel je gewoon – van af wil. Zo was het ook deze ochtend. Ik zag het toen ik die mensen in het wachtlokaal zag zitten; ik zag het aan de golvende veeg van verveling die over het glas was uitgezet. En ik zie het nu, op de foto, aan de glans op de perrontegels en aan de scheve horizonlijn: dat onbestemde, onbehaaglijke, uitgeschudde.