Dat is de centrale vraag in twee recente films: hoe ga je om met het schuldgevoel dat wordt veroorzaakt door de zeer acuut zichtbaar geworden ongelijkheid?
De Fransman Robert Guédiguian, in Les Neiges du Kilimandjaro, en de Fin Aki Kaurismäki, in Le Havre, beantwoorden de vraag op min of meer dezelfde manier: je moet mensen in nood bijstaan, ook als je daarvoor moet ingaan tegen de wettelijke voorschriften. De ethische plicht overrules de legaliteit. Of, met andere woorden: de wet is in deze veranderde wereld niet meer moreel. We hebben een andere moraal nodig.
In Les Neiges… zorgt een koppel voor de kinderen van de alleenstaande man die hen eerder op brutale wijze heeft overvallen en die door hun toedoen – zij sporen hem op en geven hem aan – in de gevangenis is beland. Nu de vader bromt, is er niemand die de zorg van die kinderen op zich neemt. Criminaliteit is erfelijk, die kinderen maken dus veel kans de weg van hun vader op te gaan. Dus neemt het koppel eigengereid het initiatief. Om voor de kinderen te kunnen zorgen, moeten ze regels overtreden. En dus overtreden ze die regels.
In Le Havre zien we hoe een zeer menselijke ‘arm der wet’ (vertolkt door Jean-Pierre Darrousin, die ook in Les Neiges… een hoofdrol speelt) de jonge illegale vluchteling, die aanvankelijk door een arme schoenpoetser op illegale wijze werd opgevangen, laat ontkomen. Ook hier wordt het onmenselijke karakter van een wet die nog niet is aangepast aan de veranderde wereld aan de kaak gesteld.
Beide films mogen een zelfde thema behandelen, en dan nog vanuit een gelijkaardig standpunt, het verschil is toch groot. Guédiguian vertelt zijn verhaal zonder al te veel franjes. Zijn scenario is sterk, zij het misschien toch een beetje ongeloofwaardig – maar dat geeft niet, daardoor krijgt het verhaal iets parabelachtigs. Maar in esthetisch opzicht heeft Les Neiges du Kilimandjaro niet veel te bieden. De acteurs doen hun best, maar de setting blijft schraal. We zitten in het miserabilistische register van een Ken Loach. Kaurismäki daarentegen toont zich wel een echte cineast. Hij doet iets met het medium, iets wat het vertellen van het verhaal en het neerzetten van een realistische setting ver overstijgt. Elk beeld is bestudeerd en draagt onmiskenbaar het ‘Kaurismäki’-stempel. Geen enkel kleur, geen enkel kostuum, geen enkel attribuut is toevallig. De esthetiek creëert een sprookjesachtige sfeer, een eigen en volstrekt herkenbaar universum. De acteurs spelen en spreken spaarzaam. Er valt geen woord te veel – zoals ook de interieurs (en het zijn vooral interieurs – terwijl Les Neiges…, daarbij vergeleken, in opvallend grote mate buiten speelt) leeg en kaal blijven, maar daarom niet kil en ongevoelig zijn. Guédiguian toont, op het documentaire af. Kaurismäki maakt een eigen wereld. Hij toont niet, hij filmt. Hij brengt zo weinig mogelijk actie in beeld. En als hij dat doet, schematiseert of suggereert hij. De weerschijn van blauwe zwaailichten op een muur en het geluid ervan tonen ons dat de flikken in aantocht zijn. Meer hebben we niet nodig.
Guédiguian speelt op het gevoel, op het sentimentele af. Kaurismäki boort een diepere laag aan: achter, of onder de ethische problematiek getuigt hij van een diepe verbondenheid met échte mensen, en misschien zelfs in de eerste plaats met zijn acteurs. Ook Guédiguian werkt altijd met dezelfde acteurs, maar daar voel je meer een vriendschappelijkheid, een collegialiteit. Bij Kaurismäki denk ik dat de vriendschappen veeleisender zijn. Deze groep acteurs zijn op een existentiëler, essentiëler, niveau verbonden met hun regisseur.
Les Neiges du Kilimandjaro en Le Havre zijn allebei zeker de moeite waard – maar ze spelen in een ander register.