zaterdag 19 september 2009

reactie

De enquête over “de hoofddoek”:
De stelling brengt bij mij alvast enkele dualiteiten naar de oppervlakte. Die zijn louter aan mijn eigen denken te wijten.
In de context die ik me hierbij voorstel, zie ik “de hoofddoek” inderdaad als symbool van de vrouwonvriendelijkheid in de islam.
Ik geef toe dat ik hiermee een algemeen oordeel formuleer over een ideologie, een religie die naar mijn mening door middel van haar religieus karakter zichzelf in leven houdt binnen een populatie.
Het is daarom niet a-priori een oordeel over een individu binnen deze populatie. Hoe ik het individu aan den lijve percipieer, zal ertoe leiden dat ik hem of haar al dan niet als vrouwonvriendelijk beschouw. Mijn eventueel oordeel over zijn of haar religie zou ik hier buiten laten.
Toch was deze reflectie voor mij niet voldoende om mijn “vote” te kunnen plaatsen. Noodgedwongen ging ik op zoek naar een ruimere accepteerbare context.
Is de afgeleide stelling, dat de islam vrouwonvriendelijk is, wel juist?
Hier kon ik twee wegen mee uit:
Weg één: je neemt de Koran ter hand, je leest het boek uit en je evalueert het op vrouwonvriendelijkheid. Je doet dit bovendien voor een aantal versies. Maar net zoals de meeste onder ons, heb ik daar noch de tijd, noch de goesting voor. Ik kan enkel terugvallen op artikels en auteurs die dit voor mij al gedaan hebben, op het gevaar af dat mijn perceptie een opinie van een opinie is.
Kritisch als ik ben, weet ik dus nog steeds niet naar welke kant mijn waardemeter uitwijkt.
De andere weg dan maar: de populatie zoals ik ze vrij abstract noem. Jammer genoeg ken ik vrij weinig mensen die zich islamitisch noemen. Het enige waar ik kan op terugvallen is de stereotype van een bevolkingsgroep (Marokkanen, Turken…).
Maar het plaatje wordt helemaal troebel als ik mij realiseer dat ik het effect van vrouwonvriendelijkheid binnen de lagere sociale klasse ook nog moet uitfilteren. Conclusie: ik weet het nog steeds niet.
En toch gevoelsmatig blijft mijn lijf eraan vasthouden: ik blijf bij mijn antwoord.
In een poging om toch tot acceptatie te komen en finaal te stemmen, sus ik mijn innerlijk conflict dan maar als volgt.
Het feit dat ik akkoord ben met de stelling, wil niet zeggen dat ik iedere vrouw de vrijheid ontneem om een hoofddoek te dragen, of ze nu de islam, het christendom of het hindoeïsme praktiseert. Integendeel.
Als ik nu vandaag mijn hele gedachteproces rond deze stelling heranalyseer, kom ik uiteindelijk tot de essentie waar het voor mij om gaat:
“de samenzwering tussen ideologie en religie”.
Een ideologie op zich is een standpunt. Het laat nog altijd vrijheid toe, tenzij het juist die vrijheid in twijfel trekt.
Een religie heeft stricto sensu een ritueel karakter. Het zou enkel een vorm mogen zijn die het individu aanzet tot een bepaalde beleving. En het individu beseft wel degelijk dat het om een middel gaat ten behoeve van een ervaring.
Met de komst van de grote religies is rite of symboliek gelijk geworden aan ideologie en omgekeerd.
Op zich is dit nog geen erg voor zover je er geen kwaad mee aanricht. Je kan het hoogstens een vorm van dwaasheid noemen.
Maar wanneer het “religisch middel” indruist tegen wat ik mijn eigen ingebakken “oer-ethische norm” noem, dan ben ik niet akkoord. Ik ben dan ook gerustgesteld dat de meeste deelnemers aan jouw enquête hebben geantwoord zoals ikzelf. Ik kan enkel hopen dat ze het vanuit een vergelijkbare redenering hebben gedaan.

D.F.