vrijdag 25 september 2009

dag 745 – 090831 maandag

baraque lecture 28

Het standpunt dat Marguerite Yourcenar in Het hermetisch zwart inneemt, is effenaf duizelingwekkend. Ze weet alles, ze velt geen oordelen, ze juxtaponeert waardoor je de indruk krijgt dat voor haar, of beter: voor haar verteller, alles even belangrijk is, evenwaardig. Alle rangorden en hiërarchieën vallen weg, het goddelijke komt naast het banale te staan, de mens staat tegelijk in het midden van het heelal én hij zweeft verloren in de verste periferie. Een verhaal over het einde van de ‘duistere’ middeleeuwen, de aanzet tot humanisme en renaissance en uiteindelijk verlichting? Jazeker, maar Het hermetisch zwart is meer nog dan dat een filosofisch onderzoek naar de consequenties van een postmodernistisch aanvoelen van de wereld: wat gebeurt er als alle verhoudingen verschuiven, als alles wat waarde had in evidente rangordes aan twijfel wordt blootgesteld en de wereld plots kan worden bekeken vanuit een ander perspectief? Dan gebeurt wat Yourcenar beschrijft in het essentiële hoofdstuk ‘De afgrond’:

Tijd, plaats en materie verloren de kenmerken die voor ons hun begrenzingen uitmaken; de vorm was niet anders meer dan de uitgerafelde schors van de materie; de materie druppelde langzaam weg in een leegte die niet zijn tegenstelling was; de tijd en de eeuwigheid waren slechts één zelfde ding, als een zwart water dat in een onbeweeglijke plas van zwart water stroomt.

Er is geen vooruit of achteruit meer, geen links of rechts, alle tegenstellingen gaan op in elkaar en in een eeuwige terugkeer van hetzelfde, het menselijke streven wordt richting-, stuur- en betekenisloos. Een afgrond gaapt. De schrijfster laat deze existentiële ervaring opgaan in de metafoor van de alchimie, waarin het zogenaamde ‘hermetische zwart’ een fase is. Dat is een nevenspoor. Met een superieure glimlach komt Yourcenar daar in haar ‘Noot van de schrijfster’ op terug.

De titel Het hermetisch zwart, aan dit boek gegeven, duidt op de zwarte fase, in het procédé der hermetische filosofen de fase van de scheiding en oplossing der stof, die naar men zegt het moeilijkste deel van het Grote Werk was. Men is het er nog niet over eens of die uitdrukking sloeg op vermetele proefnemingen op de materie zelf, of symbolisch opgevat moest worden als de beproevingen van de geest die zich bevrijdt van sleur en vooroordelen. Waarschijnlijk heeft hij beurtelings of gelijktijdig het ene en het andere betekend.