dinsdag 17 maart 2009

Dag 564 vVH&C

090304 en 090308 – The Reader gaat over morele verantwoordelijkheid en hoe die in verschillende contexten op verschillende manieren kan en moet worden opgenomen. Zoals Hanna Schmidt tijdens de oorlog als onder de SS ressorterend bewaakster de deur van de brandende kerk waarin driehonderd gevangenen aan het creperen waren niet opende omdat haar dat niet bevolen werd en zij de chaos vreesde waarin haar daad, indien zij die zou stellen, zou uitmonden, zo neemt Michael Berg de kans niet te baat om tijdens het proces waarin Hanna Schmidt voor haar oorlogsmisdaden terechtstaat recht te veren en te roepen wat hij weet, namelijk dat zij niet kan lezen of schrijven en dat zij dus niet het rapport heeft kunnen redigeren dat voor haar vernietigend is. Ook Michael is schuldig: omdat hij de massamoordenares niet verdedigt. Zoals zij destijds zwichtte voor de kadaverdiscipline, zo zwicht hij nu voor de sociale druk in de rechtszaal.

De film, die in het eerste halfuur dreigt te ontsporen tot een romantische miskleun, blijkt uiteindelijk een uitermate interessant moraalfilosofisch essay waarin een aantal zeer prangende vragen worden gesteld. De contextgebondenheid van de moraal is er een van. Anders geformuleerd komt deze vraag neer op het verschil tussen legaliteit en moraliteit. Een daad kan moreel verwerpelijk zijn, maar als de uitvoerder handelt naar de wettelijkheid waaraan hij zich in een rechtsstaat hoort te onderwerpen, treft hem dan schuld? Een andere vraag is de vraag in hoeverre van Joden vergeving kan worden verwacht voor wat hun is aangedaan. Nog een andere vraag betreft de mogelijkheid waarover een zondaar beschikt om zijn schuld ten aanzien van de volgende generatie in te lossen. Een aangrijpend personage in de film is dat van de filosofieleraar (gespeeld door Bruno Ganz). Hij draagt een niet nader gespecificeerde schuld – maar hij is in de film een volwassen Duitser in de jaren vijftig, dus kunnen we wel raden waar het om gaat. Hij probeert het wieder gut zu machen door zijn studenten vatbaar te maken voor de principes van een milde moraalfilosofie. Hij legt ze niets op, hij nodigt uit tot denken. Op een gegeven ogenblik horen we hem kwansuis zeggen: na wat ik allemaal heb meegemaakt, hopelijk hebben jullie er nog iets aan, waartoe heeft het anders allemaal gediend?