
Om de een of andere reden associeer ik afschutting, of omheiningen, meer met voyeurisme dan met hindernissen. En dat is ook logisch want ze vormen niet alleen een fysieke belemmering om het achterliggende terrein te betreden, ze zijn ook ondoorzichtig – zij het altijd wel net niet helemáál ondoorzichtig. Elke omheining heeft wel een gat of een kier waar je doorheen kunt kijken. Het is ten enenmale erg moeilijk om met een snel op te richten, voorlopige en goedkope constructie het achterliggende onzichtbaar te maken.

Daar moet een uitleg voor zijn. Ik doe een poging en suggereer meteen drie verklaringen.
1. Met schuttingen valt allerlei ongein uit te halen. Zien zonder zelf gezien te worden. Iets achter verstoppen. Erover springen om te ontsnappen. Er iets over gooien…
2. De genoemde strips werden kort na de Tweede Wereldoorlog gemaakt. Er waren toen nog heel wat percelen niet bebouwd, of heel wat huizen lagen in puin. Die percelen werden om veiligheidsredenen afgeschermd met schuttingen, die dus deel uitmaakten van het straatbeeld dat de striptekenaars inspireerde.
3. Het is gemakkelijker om een decor te tekenen met veel schuttingen dan een met alleen maar huizen. Schuttingen vormen een egale achtergrond, waartegen de figuren beter uitkomen. Bovendien kun je er affiches of opschriften op aanbrengen, die het hunne doen om het verhaal te sturen.