zaterdag 20 oktober 2007

Dag 52 vVH&C

071012 en 071020 – Het meten van de wereld begint met een ontmoeting tussen de twee Duitse Verlichtingswetenschappers Alexander von Humboldt en Carl Friedrich Gauß. Beiden meten de wereld. De een maakt daarvoor gevaarlijke ontdekkingsreizen, de ander doet het op basis van in een besloten laboratorium opgedane waarnemingen en theoretische modellen. We krijgen twee parallelle biografieën, die op het eind bij elkaar komen, zoals inderdaad – goed gevonden! – in het mathematische model van Gauß er geen twee evenwijdige lijnen kunnen bestaan die elkaar op den duur niet raken.

We krijgen met wat randpersonages te maken die ons, onder meer, bijbrengen dat er naast het buigen voor de ascetische eisen van de wetenschapper ook zoiets bestaat als ingaan op seksuele instincten. Zo zoekt Bonpland, de minder fortuinlijke reisgezel van Humboldt, geregeld bediening bij de vrouwelijke kunne. En is Gauß ook al niet bepaald tegen de eenzaamheid van het laboratorium bestand. Enfin, ’t is, zou je kunnen zeggen, een neventhema.
We krijgen flarden opgediend van de historische context (een verbrokkeld Duitsland, Napoleon, het Rusland van de tsaren), waaruit helemaal aan het eind Eugen, de zoon van Gauß, weet te ontkomen: we vergezellen hem, Humboldt achterna, naar de Nieuwe Wereld. We maken op een onorthodoxe manier kennis met een seniele Immanuel Kant. Kehlmann doet niet bepaald zijn best om zijn personages op een flatteuze manier aan ons voor te stellen. Gauß verlaat het kraambed van zijn vrouw omdat hij dringend een wiskundige puzzel moet oplossen.
Aardig, maar een beetje doorzichtig, zijn de talrijke voorafspiegelingen van de toekomstige wereld waartoe onder meer Humboldt en Gauß met hun wetenschap bijdragen. Later, ooit, zullen mensen kunnen vliegen, zal er een tijd komen waarin vrouwen en mannen niet hypocriet moeten doen tegen elkaar, zullen er betere middelen tegen tandpijn bestaan dan meteen het trekken van de kies, zal Duitsland zijn eengemaakt…
900.000 exemplaren verkocht Kehlmann in Duitsland. 900.000! 900.000 keer ging Die Vermessung der Welt er over de toonbank – dus kan het wel niet anders, zo ben je in je naïeve geloof in de fundamentele goedheid en opvoedbaarheid van de mensheid geneigd te geloven, dat het boek dan toch wel op enige kwaliteiten zal kunnen bogen. Ik las de Nederlandse vertaling (van Jacq Vogelaar; de vierde druk in één jaar, alstublieft). Ik werd warm noch koud van dit boek. Het stelde me zwaar teleur. Literaire kwaliteiten heeft het nauwelijks. Ik heb me laten beetnemen, ik had beter moeten weten.