notitie 416
GESTOKEN
Op 12 augustus 2022 werd Salman Rushdie in de Amerikaanse stad Chautauqua het slachtoffer van een aanslag. Een religieuze fanaticus bestormde het podium waarop de schrijver op het punt stond een lezing te geven en bracht hem zeer ernstige verwondingen toe. Rushdie overleefde de aanslag miraculeus.
In Mes beschrijft het slachtoffer deze ingrijpende gebeurtenis. Zoals bekend leefde hij al sinds 1989 onder dreiging, toen tegen hem naar aanleiding van de roman De duivelsverzen door de Iraanse religieuze leiders de sindsdien nooit ingetrokken fatwa werd uitgesproken. In zijn autobiografie Joseph Anton ( https://pascaldigital.blogspot.com/2022/09/salman-rushdie-joseph-anton.html ) schrijft hij over de impact die deze veroordeling op zijn leven had. In dat boek overigens schrijft Rushdie voorspellend (ik schreef bijna ‘profetisch’ in plaats van ‘voorspellend’): ‘in het ongunstigste geval zouden de fanatici blijven proberen hem te vermoorden, en als zijn beveiliging eenmaal was opgeheven, zouden ze daarin slagen’. Inderdaad, Rushdie schrijft daar in de derde persoon. Dat leek hem de geschikte vorm voor de memoires van een auteur die noodgedwongen undercover moest leven en vaak een andere naam aannam. Voor Mes daarentegen zou iets anders dan de eerste persoon onmogelijk zijn geweest gezien het rechtstreekse en zeer publieke karakter van de aanval.
Rushdie schreef Mes als een verwerking. Noem het gerust een therapeutisch schrijven, zegt hij ergens zelf. Hij was van plan om, na Victoriestad, de roman die hij in Chautauqua kwam voorstellen, aan een volgend fictieboek te beginnen, maar de aanslag benam hem – bijna letterlijk – het zicht daarop. Het ternauwernood overleven van de zo brutale belaging van zijn integriteit eiste de eerste maanden al zijn aandacht op, en toen het eindelijk zeker was dat de fysieke persoon Rushdie nog enige tijd zou kunnen blijven bestaan, besefte de schrijver Rushdie dat hij aan niets anders kon beginnen vooraleer hij die intrusieve ervaring van zich af had geschreven.
Mes is het resultaat van dit abrupte intermezzo in Rushdie’s schrijfcarrière.
Een belangrijk deel van het boek wordt ingenomen door de gebeurtenis zelf en de lange medische en psychische lijdensweg die erna volgde. Wie al eens een levensbedreigende calamiteit en een acuut verblijf op een intensieve dienst heeft meegemaakt, zal bij heel wat observaties de troost van de herkenning ervaren. Het verlies van een oog en de onherstelbare schade op andere plekken van zijn lichaam mogen dan al bijzonder erg zijn, Rushdie beseft heel goed hoe onnoemelijk veel chance hij heeft gehad. Het prettige gevolg hiervan is dat hij nu in een ingebeelde toespraak voor de rechtbank zijn belager ‘een would-be moordenaar’ kan noemen, ‘en nog een incompetente ook’. (197) Neen, Rushdie laat zich niet verleiden tot een soft vergevingsdiscours à la Johannes Paulus II die, met een camera in de buurt, in de gevangenis de voeten van zijn would-be moordenaar ging wassen. Tot diens grote verbijstering. Rushdie zegt: ‘Ik vergeef je niet. Ik vergeef je ook niet niet. Je bent gewoon irrelevant voor me.’ (197)
Soms bekruipt mij het gevoel dat Rushdie het wel erg graag over zichzelf heeft. (Dat had ik ook bij het lezen van Joseph Anton.) Maar ja, wat hem is overkomen, is bijzonder erg – en hij was al zo’n gedoodverfd doelwit van die mallotige islamisten. Dus, kun je het hem kwalijk nemen? Gelukkig dat hij (a) het leed van anderen niet vergeet te vermelden (slachtoffers van moslimterreur, maar ook vrienden van hem die in dezelfde periode minder chance hebben met medische problemen), en ook dat hij – en dat is misschien waar het boek al evenzeer over gaat – met Mes (b) een formidabele liefdesverklaring aflevert aan zijn geliefde. Hij kent de dertig jaar jongere schrijfster en fotografe Rachel Eliza Griffiths nog maar een jaar of vijf (hun hilarisch verlopen ontmoeting komt ruim aan bod) en het moet gezegd: hoe deze Eliza haar beroemde en geteisterde man bijstaat, dat is ronduit exemplarisch. Zonder haar, zegt Rushdie ergens, had hij het niet gered – en dat klinkt geenszins overdreven of pathetisch.
Gelukkig is dat tegenwicht van het liefdesverhaal er, anders hadden we vooral een medisch relaas gehad en, hoe ingrijpend ook, daarin verschilt het lot van deze man niet van dat van de zeer velen die door een of andere medische hel moeten gaan en daar vaak niet levend of niet goed uitkomen.
Er is nog een tegenwicht, minder omvangrijk in het geheel maar daarom niet minder belangrijk: de houding van Rushdie tegenover datgene wat zijn belager beweegt. Rushdie probeert zich in de psyche van die man te nestelen maar komt daar min of meer van een kale reis van thuis. Hij stelt niet veel woorden meer te willen verspillen aan ‘de discussie die [z]ijn leven had bedorven’, maar dat leidt toch tot enkele mooie bladzijden over tolerantie en fanatisme (183 vv). De atheïst Rushdie zegt te begrijpen dat godsdienst voor veel mensen ‘een moreel anker’ biedt. ‘Ik heb niets tegen religie wanneer ze beperkt blijft tot die privéruimte en niet probeert haar waarden aan anderen op te leggen.’ Daarmee is over deze kwestie het belangrijkste gezegd. En naast dit pleidooi voor tolerantie is er natuurlijk ook nog het belang dat Rushdie hecht aan de vrije meningsuiting naast en in de kunsten.
Mes is een gedetailleerde getuigenis, een ingehouden verdediging van Verlichtingswaarden en een mooie liefdesverklaring.
Salman Rushdie, Joseph Anton (vertaling (2012) door Martine Vosmaer, Els van der Pluijm en Karina van Santen van Joseph Anton (2012))
Salman Rushdie, Mes. Gedachten na een poging tot moord (vertaling door Karina van Santen en Martine Vosmaer van Knife. Meditations After an Attempted Murder (2024))