notitie 420
WAT ANDEREN OVER MIJ DENKEN
Gerard Walschap heeft zijn in het begin van de jaren zeventig geschreven Autobiografie van mijn vader bij leven nooit laten publiceren. Het boek verscheen postuum, pas nadat dochter Carla het manuscript in haar vaders nalatenschap had aangetroffen. Biograaf Jos Borré merkt wijs op dat het ‘een precaire onderneming blijft je vader te portretteren en jezelf te beschrijven zoals je vermoedt dat hij je zag’. Uiteraard moest ik denken, toch bij het eerste deel van dit citaat, aan mijn eigen autobiografische onderneming waarbij ik, in het binnenkort te verschijnen vierde deel, een uitgebreid hoofdstuk aan mijn vader wijd. (Hoe hij over mij dacht, daar heb ik, hoe graag ik het ook zou weten, het raden naar.) Maar ik dacht ook, en dan vooral met betrekking tot het tweede deel van het citaat, aan Een ander leven van Bart Moeyaert. En dan kan ik niet anders dan het betreuren dat Moeyaert de wijze raad van Jos Borré waarschijnlijk niet heeft gelezen maar zeker ook niet in acht heeft genomen. En dan niet alleen als het over zijn vader gaat: Moeyaert is zeer begaan met hoe zowat iedereen van enig literair belang met wie hij ooit in aanraking is gekomen over hem denkt.
Het achterplat en de geruchten die ik al heb opgevangen proberen aan te geven dat Een ander leven niet alleen over Bart Moeyaert zelf gaat maar ook over zijn moeder. Dat is zeker waar, maar de hoeveelheid woorden die Moeyaert aan zijn vader besteedt mogen dan al veel geringer in aantal zijn, op de een of andere manier komt vader Moeyaert toch harder, scherper en duidelijker naar voren. Als de dwarsbomer van zoonliefs ambities, maar vooral als een man die de geaardheid van zijn zoon uitdrukkelijk verwerpt, toch zeker in eerste instantie – later zegt hij, volgens de zoon op weinig overtuigende wijze, er ‘geen enkel probleem’ mee te hebben. Neen, deze man komt niet fraai uit dit grotendeels impliciete portret naar voren. Gelukkig vergeet Bart Moeyaert niet te melden dat hij, wanneer zijn vader is overleden, in diens nalatenschap een doos met mappen aantreft waarin zeer minutieus alle knipsels en documenten zijn bijgehouden waarin de literaire successen van de jongste zoon aan bod komen.
In Een ander leven zoekt Moeyaert voortdurend in de mening van anderen zelfbevestiging. Heeft hij dan aan al die prijzen die hij tot nu toe heeft vergaard – een indrukwekkend palmares! – niet genoeg om overtuigd te zijn van zijn eigenwaarde? Blijkbaar niet. Voortdurend citeert hij anderen die het over hem hebben. Altijd in positieve zin welteverstaan. Het gaat zeer vaak om figuren die belangrijk zijn geweest voor de ontwikkeling van deze bijzonder succesvolle literaire carrière. Hoe hoger het aanzien van die figuren, hoe beter natuurlijk: Moeyaert noteert en etaleert de lof van onder meer Judith Herzberg, Anthony Horowitz en Aidan Chambers. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat hier een lucht hangt van zelfbewieroking. Dit op zichzelf gerichte perspectief irriteert en wordt op den duur zelfs gênant. Moeyaert slaagt er in elk geval niet in om de wijze raad op te volgen die hij zichzelf geeft (bij het bijhouden van een ‘cultureel dagboek’, een opdracht van Lieven Tavernier, leraar Nederlands aan de Sint-Lucashumaniora te Gent): ‘ik probeer uit de buurt van mijn navel te blijven’ (223).
Deze vaststelling stemt me in elk geval niet gunstig genoeg om de vaak krakkemikkige stijl en taal waarin dit boek is geschreven er voor lief bij te nemen. Ik probeer alvast de les ter harte te nemen en doordrongen te zijn van het besef dat het autobiografische schrijven altijd het gevaar inhoudt zelfingenomen over te komen, zeker dat schrijven in onvoldoende mate wordt gekenmerkt door literaire kwaliteit.
Jos Borré, Gerard Walschap. Een biografie, 2013
Bart
Moeyaert, Een ander leven, 2024