TIENDE DAG 6-10
X – 6.
Koning Karel de Oude is te gast bij graaf Neri degli Uberti, een voormalig politiek tegenstander, in diens mooie tuinen te Castellammare di Stabia. Terwijl ze aan de dis zitten, komen de twee jonge dochters van Neri visjes vangen in de vijver. De koning is danig gecharmeerd van hun bekoorlijkheden. Hij verneemt dat Neri niet over de middelen beschikt om zijn dochters een voldoende grote bruidsschat mee te geven. Hij weet zich in die mate door verliefdheid overmand dat hij het plan opvat de meisjes te schaken. Zijn trouwe graaf Guido slaagt erin hem van dit plan te doen afzien. Na het overwinnen van talrijke politieke en militaire vijanden slaagt koning Karel er nu ook in om zijn grootste vijand, zijn begeerte, te overwinnen. Hij helpt Neri bij het financieren van een fatsoenlijke bruidsschat voor diens dochters.
X – 7.
Lisa, de dochter van Bernardo Puccini, een welvarende apotheker in Palermo, wordt verliefd op Peter van Aragon wanneer die, ter gelegenheid van de festiviteiten bij zijn kroning als koning van Sicilië, deelneemt aan een steekspel. Lisa beseft dat ze met haar geringe komaf geen kans maakt en valt ten prooi aan een depressie. Zij vraagt de bard Minuccio van Arezzo de koning op de hoogte te brengen van haar gevoelens door hem een door de dichter Nico van Siena geschreven lied te brengen. De koning is hierdoor aangegrepen en besluit de apothekersdochter van straat te helpen door haar te koppelen aan Perdicone, een jonge edelman die beter bij haar stand past.
X – 8.
De boezemvrienden Titus Quintius Fulvus en Hegesippos studeren filosofie in Athene. Hegesippos zoekt zich een bruid en vindt zijn gading in Sofronia. Maar Titus wordt hopeloos verliefd op haar. Hegesippos vindt zijn vriendschap belangrijker dan het vooruitzicht Sofronia te huwen. Hij stelt zijn vriend voor haar van hem over te nemen. Na lang aarzelen neemt Titus het voorstel aan. Maar om de familie van Sofronia niet voor het hoofd te stoten, moet zij wel eerst met Hegesippos trouwen. Daarna mag zij van haar wettige echtgenoot het bed delen met Titus. Kleine verwikkeling evenwel: Sofronia is van deze schikking niet op de hoogte en vrijt met Titus, denkende dat zij in Hegesippos’ armen ligt. Zo’n bedrog kan natuurlijk niet onopgemerkt blijven. Het komt uit en Sofronia’s familie keert zich tegen Hegesippos. Titus slaagt erin de familie te overtuigen dat zij Sofronia beter kan afstaan. Hij keert met haar naar Rome terug. Hegesippos blijft achter in Athene en geraakt aan lager wal. Hij zoekt hulp in Rome, maar Titus, die daar machtig en rijk is geworden, herkent hem niet. De wanhopige Hegesippos laadt de schuld van een misdaad die hij niet heeft begaan op zich. Hij zal worden geëxecuteerd, maar wordt op het laatste nippertje gered. Hij wordt nu wel herkend door Titus, die hem zijn zus Fulvia ten huwelijk aanbiedt. Eind goed al goed! Hegesippos aanvaardt het Romeinse staatsburgerschap en de twee stellen kunnen onder hetzelfde dak een fijn leven leiden, ‘in voorspoed en geluk’.
X – 9.
Sultan Saladin van Caïro reist, verkleed als koopman, naar Italië om er de christenen die zich voorbereiden op een volgende kruistocht te bespioneren. Op de weg van Milaan naar Pavia ontmoet hij messer Torello van Strada. Die biedt hem zijn gastvrijheid aan. Torello overlaadt de vermomde sultan met veel meer attenties dan iemand van een weliswaar rijke maar toch gewone burger kan verwachten. Maar Torello komt er niet toe de ware identiteit van zijn gast te achterhalen, laat staan diens ware bedoelingen te doorgronden. Enige tijd later vertrekt Torello op kruistocht. Met zijn vrouw spreekt hij de termijn af die moet verstrijken vooraleer zij, in het geval hem iets zou overkomen, mag hertrouwen. Torello’s kruistocht loopt niet goed af: hij belandt in de kerkers van – toevallig! – sultan Saladin. Ze herkennen elkaar niet. Omdat Torello een uitstekende valkenier is, neemt de sultan hem in dienst. Uiteindelijk herkennen ze elkaar toch. Saladin herinnert zich Torello’s gastvrijheid van weleer. Ondertussen heeft Torello’s echtgenote het foute bericht ontvangen dat haar man gesneuveld is. Na de rouwperiode kan zij de avances van de Lombardijse notabelen die naar haar hand dingen niet langer negeren. De met haar man afgesproken termijn staat op het punt te verstrijken. Geholpen door een van de magiërs van de sultan, slaagt Torello erin om, gebruikmakend van een vliegend bed, net op tijd thuis te komen. Daar kan hij vaststellen dat zijn echtgenote, die hem niet meteen herkent, zeer ongelukkig is met het vooruitzicht te moeten hertrouwen. Pas nadat Torello haar de ring heeft toegespeeld die zij hem bij de aanvang van zijn kruistocht heeft meegegeven, vallen de schellen haar van de ogen. De ‘bijna-bruidegom’ met wie zij op het punt stond te trouwen incasseert deze tegenvaller zeer sportief, dat moet gezegd!
X – 10.
Gualtieri, markies van Saluzzo, ‘dacht er niet aan een levensgezellin te nemen en zich van een nageslacht te verzekeren, wat als een niet gering blijk van wijsheid kan worden beschouwd’ (777). Maar uiteindelijk zwicht hij toch voor de druk van zijn onderhorigen, die vinden dat hij moet trouwen. Op één voorwaarde: dat hij zelf zijn echtgenote mag kiezen. Tot eenieders ontzetting neemt hij de boerendochter Griselda tot bruid. Zij overtreft evenwel alle verwachtingen en blijkt een goede echtgenote. Het is Gualtieri die uit zijn rol valt door haar, nadat zij van een dochter en vervolgens een zoon is bevallen, onheus te bejegenen. Hij neemt haar beide kinderen af en plaatst ze bij een verre tante. Griselda, die in de waan wordt gelaten dat haar kinderen zijn gedood, verbaast hem met de gelijkmoedigheid waarmee ze dat wrede lot ondergaat. Zelfs nadat Gualtieri haar zijn voornemen te kennen geeft haar te zullen verstoten, ondergaat zij ook deze ongein verduldig: voor haar is Gualtieri’s wil wet. Alsof dit alles nog niet wreed genoeg is, draagt Gualtieri Griselda op hem te helpen bij de festiviteiten voor zijn tweede huwelijk, ditmaal met een dame van stand. Ondertussen is hun dochter twaalf geworden. Gualtieri maakt Griselda wijs dat zij, de dochter dus, de nieuwe bruid is. Griselda vindt dat Gualtieri een goede keuze heeft gemaakt. Het feit dat zij ook bij deze beproeving geen krimp geeft, doet Gualtieri eindelijk besluiten dat hij zich geen betere vrouw kan wensen dan Griselda. Hij onthult haar de ware identiteit van de twaalfjarige jongedame en wat zijn tweede huwelijksfeest leek te zullen worden draait uit op een herenigingsfeest.
Giovanni Boccaccio, Decamerone (ca. 1352), vertaling Frans Denissen (2003)