donderdag 3 juni 2021

Philip Roth, Nemesis

scherf 125

 

210531

 

Wanneer een historische voorganger van de coronapandemie moet worden opgevoerd, gaat het meestal over de Spaanse griep, die kort na de Eerste Wereldoorlog miljoenen slachtoffers maakte. Een andere valabele kandidaat wordt overgeslagen: de polio-epidemie, die, weliswaar minder wijdverspreid was, maar toch ook paniek veroorzaakte omdat de ernstige gevolgen snel zichtbaar waren en omdat kinderen het zwaarst werden getroffen.

Tegen de achtergrond van een polio-uitbraak in 1944 in Newark (New Jersey, VS) situeert Philip Roth zijn roman Nemesis (2010, vertaling Babet Mossel (2010)), in onze tijd zeer geschikte lectuur om zich te verdiepen in bepaalde psychologische verwikkelingen die zich kunnen voordoen in epi- of pandemische omstandigheden.

Het hoofdpersonage is ‘meneer Cantor’, Bucky voor de vrienden, een kerngezonde, sterke jongeman van een jaar of tweeëntwintig. Zijn slechte zicht is zijn enige gebrek, reden ook waarom hij niet met zijn vrienden mag deelnemen aan de Landing in Normandië – wat hij niet als een geluk maar als een tegenslag ervaart. Bucky Cantor probeert zich verdienstelijk te maken door zomersportkampen voor de plaatselijke jeugd te begeleiden.

De extreme weersomstandigheden doen aan andere epidemieboeken denken zoals La peste van Camus denken of aan Dood in Venetië van Thomas Mann (en als ik mij goed herinner ook aan De stad der blinden van José Saramago): dagen aan een stuk is de atmosfeer snikheet, drukkend warm, zuurstofarm.

Cantors liefje, de dochter van een gezaghebbende arts, overtuigt Cantor om naar een kamp buiten de stad te komen. Ook daar kan hij zich verdienstelijk maken met hetzelfde werk waar hij zo goed in is, maar de sanitaire omstandigheden zijn er veel beter. Cantor beleeft er gelukkige dagen, maar hij voelt zich vrijwel meteen ook schuldig omdat hij zijn jongens in de stad aan hun lot heeft overgelaten. En dat lot is wreed: de eerste polioslachtoffers vallen, sommige kinderen overleven het niet. Ook aan deze oorlog neemt Cantor dus niet deel. Wanneer blijkt dat het virus ook in het plattelandskamp toeslaat, voelt hij zich helemaal schuldig: hij zal toch niet de overdrager zijn geweest?

Een aantal passages in Nemesis klinken ons na anderhalf jaar corona vertrouwd in de oren. Welke god laat zo’n wrede ziekte op de mensheid los? Waarom kiest hij dan nog uitgerekend de onschuldigste slachtoffers? Hoe onschuldig is een kus, een handdruk? Hoeveel willekeur van het noodlot kunnen we verdragen? Hoe gaan we om met de berichtgeving? (‘Het poliobulletin, dat ook elke dag op het plaatselijke radiostation werd uitgezonden, hield de Newarkers op de hoogte van de aantallen en locaties van alle nieuwe gevallen in de stad. (…) De getallen hadden natuurlijk een ontmoedigende, beangstigende, afmattende uitwerking.’ (126-127)) Beseffen we wel genoeg hoe comfortabel ‘de geborgenheid, voorspelbaarheid en weldadigheid van een normaal leven in normale tijden’ (130) zijn? 

De conclusie nopens Bucky’s schuldgevoel is bitter: ‘Het schuldgevoel van een mens als Bucky mag onzinnig lijken, maar is in wezen onontkoombaar. Zo iemand is verdoemd.’ (257)

Nemesis is aanbevolen lectuur voor al wie het besmettingsgevaar minimaliseert en niet zorgvuldig met de maatregelen omspringt. Ik wil in elk geval niet in de schoenen staan van iemand die door onverantwoord gedrag mogelijk doden op zijn geweten heeft. Het enige wat ik tegen de roman kan inbrengen, en dan heb ik het over zijn literaire kwaliteit, is dat Roth iets te opzichtig het contrast opbouwt tussen het grote geluk van zijn hoofdpersonage op een gegeven moment en zijn diepe val nadien. ‘Zoals hij rende, de speer geheven, zijn werparm achterwaarts strekkend, de werparm doorhalend om hoog boven zijn schouder de speer los te laten – en hem dan losliet als een explosie – zo leek hij ons onoverwinnelijk.’ (263)