donderdag 24 september 2020

driekleur 447

(…) ik loop op een drafje naar het midden van het plein, het geometrische midden van het plein waar je hebt postgevat, je benen gespreid en je handen in de heupen geplant en je bovenlichaam een weinig naar de grond gebogen en dan kijk ik pal in je rode gezicht, mijn vingers omprangen het geweer en je brult en ik hoor niets meer, ik zie je mond bewegen, open en toe gaan, en het speeksel dat een geel schuimlaagje vormt op je gebarsten lippen, en je tanden zijn aangetast zie ik en je tong is dik en geel en diep in je keel is het heel zwart en er spatten drupjes droog speeksel op mijn neus en je brult maar en geen geluid komt uit je zwarte keel (…)

 

Ivo Michiels, Het boek Alfa, 117