donderdag 24 september 2020

scherf 57

IJs

 

‘Het ijs begint iets te smelten.’ Dit zinnetje staat te lezen op bladzijde 232 van De avond is ongemak van Marieke Lucas Rijneveld. Marieke Lucas Rijneveld kreeg voor de Engelse vertaling (The Discomfort of Evening) van haar roman de International Booker Prize 2020, toch wel een indrukwekkende bekroning voor een zo jonge schrijver: Rijneveld is van 1991.

Is het vergezocht om bij dat korte zinnetje aan een al even jonge (1988) en succesrijke debutante te denken? Ik dacht het niet. Meer zelfs: het heeft er alle schijn van dat Rijneveld zeer uitdrukkelijk knipoogt naar Het smelt van Lize Spit. Zij het dat het een ironische knipoog is. Een superieure zelfs, misschien.

Er zijn zeker parallellen te trekken. Het smelt speelt, net als De avond is ongemak, in een rurale omgeving en behandelt de redelijk geaccidenteerde coming of age van een meisje. Rijnevelds ik-figuur, Jas heet ze, is, na heel wat beroering in het gezin waarin ze is opgegroeid, op het eind ‘stuk’. Haar vader verplicht haar afstand nemen van de beschermende jas die ze al jaren geweigerd heeft af te doen. Jas moet dus haar kindertijd afleggen. De verhaalde gebeurtenissen – de dood van een broer speelt een grote rol – hebben de ouders volkomen ontluisterd. De voortdurende pijnen in Jas’ buik vormen de fysieke pendant van haar te vroegtijdige (?) volwassenwording. In beide boeken gaat seksuele ontbolstering gepaard met perversiteit en wreedheid.

Het lijkt mij zeer onwaarschijnlijk dat Rijneveld Spit niet zou gelezen hebben. Ook in De avond is ongemak speelt ijs een rol, zij het een andere dan in Het smelt. IJs is in De avond is ongemak de oorzaak van een calamiteit, in Het smelt is ijs een instrument van wraak. Niettemin staat het hierboven geciteerde zinnetje plompverloren in de passage waarin ik het heb aangetroffen. Jas, een meisje van twaalf, assisteert haar oudere broer Obbe bij de mishandeling van het buurmeisje Belle. De scène kan qua wreedaardigheid de vergelijking met Spits sadistische apotheose doorstaan. Maar bij Rijnevelds mishandeling is geen ijs gemoeid. Daaruit leid ik af dat zij hier naar Spit knipoogt door het toch over smeltend ijs te hebben.

De vergelijking tussen beide boeken gaat niet op waar het om stilistische kwaliteiten gaat – en daar draait het toch uiteindelijk om. Het smelt van Lize Spit fileerde ik hier al omstandig, dat hoef ik dus niet over te doen. Ik loop niet hoog op met de literaire kwaliteit van dat boek. De avond is ongemak ga ik nu ook niet meteen tot lievelingsboek uitroepen, verre van, maar Rijneveld kan toch een stuk beter schrijven. Bij Spit staat het verhaal voorop; Rijneveld spitst zich toe op de tekst en op de suggestie van een beklemmende sfeer. Ze werkt met motieven, herhalingen, sterke beelden, ellipsen. Ze voelt niet de voortdurende behoefte om alles uit te leggen en zet dus haar lezers aan het werk. Als schrijfster is ze opvallend rijp – het feit dat ze als dichteres debuteerde (Kalfsvlies, 2015) is daar zeker niet vreemd aan. De avond is ongemak bevat ook meerdere inhoudelijke lagen. Rijneveld heeft het niet alleen de volwassenwording van een boerenmeisje, er is ook: de sociologie van het dorp; de problematiek van het gespecialiseerde en dus kwetsbare landbouwbedrijf; de tanende invloed van een fundamentalistisch christelijk geloof…

 

Marieke Lucas Rijneveld, De avond is ongemak (2018)

Lize Spit, Het smelt (2016)