zaterdag 25 maart 2017

parallel 73



‘De mens,’ schrijft Proust, ‘is niet een gebouw dat een vleugel toevoegt aan zijn oppervlak, maar een boom, waarvan de stam en het gebladerte de expressie zijn van het inwendige sap.’

Samuel Beckett, Proust, 55

ǁ

Een paar weken na zijn Méditation sur la Mort de Marie stelde Maurice de Guérin zich opgetogen voor dat hij in een boom was veranderd: ‘Jezelf voeden met een door jou uit de elementen gekozen sap, jezelf omsluieren, de mensen ontzag inboezemen met je machtige wortels en je grote onverschilligheid, af en toe alleen wat vage maar diepe klanken voortbrengen, zoals sommige dicht bebladerde boomkruinen doen die het geruis van de zee imiteren, dat is een staat van zijn die mij een inspanning waard lijkt en zeer geschikt om te worden ingezet tegen de mensen en de wisselingen van het lot.’

Pierre Michon, Koningslichamen, 17-18