Samuel Beckett, Proust,
55
ǁ
Een paar weken na zijn Méditation
sur la Mort de Marie stelde Maurice de Guérin zich opgetogen voor dat hij
in een boom was veranderd: ‘Jezelf voeden met een door jou uit de elementen
gekozen sap, jezelf omsluieren, de mensen ontzag inboezemen met je machtige
wortels en je grote onverschilligheid, af en toe alleen wat vage maar diepe
klanken voortbrengen, zoals sommige dicht bebladerde boomkruinen doen die het
geruis van de zee imiteren, dat is een staat van zijn die mij een inspanning
waard lijkt en zeer geschikt om te worden ingezet tegen de mensen en de
wisselingen van het lot.’
Pierre Michon, Koningslichamen,
17-18