wolkenfragmenten
uit Paul Auster, 4321
2259
Boven hen straalde de zon aan de winterse hemel, de wolkeloze
lucht was van een diep en glinsterend blauw, het kristallijnen blauw dat New
York alleen op bepaalde dagen in januari overspoelt (…) (23-24)
2260
De laatste dag van Fergusons leven, 10 augustus 1960, begon
met een korte regenbui vlak na zonsopgang, maar toen om halfacht het sein tot
opstaan werd gegeven waren de wolken naar het oosten weggedreven en was
de hemel blauw. (201-202)
2261
Ferguson vroeg niet om een grote Bijbelse openbaring, een
machtige donderslag of een plotseling splijten van de zee, nee, hij was al met
iets kleins tevreden geweest, een oneindig klein wondertje waarvan alleen
hijzelf zich bewust zou zijn geweest: dat de wind hart genoeg zou waaien om een
papiertje naar de overkant te blazen voor het verkeerslicht van kleur
veranderde, dat zijn horloge tien seconden zou stilstaan en dan weer verder
liep, dat er één regendruppel uit een onbewolkte hemel zou vallen die
precies op zijn vinger terechtkwam (…) (215)
2262
(…) elke keer dat hij hem wees op een wolk die
voorbijtrok, op een bij die op de meeldraden van een bloem was neergestreken,
of de roep van een onzichtbare vogel herkende die vanuit het bos klonk, had
Ferguson het gevoel dat hij al die dingen voor hem zag en hoorde, dat hij
zonder zijn vriend die hem erop attent maakte, nooit had geweten dat ze er
waren, want naast Federman lopen was voornamelijk een oefening in de kunst van
het aandacht geven, en aandacht geven, ontdekte Ferguson, was de eerste stap
naar leren leven. (271-272)
2263
De dag verschilt niet van alle andere dagen, ook de
volgende verschilt niet van de voorafgaande, en Hank en Frank beginnen al te
hopen dat het gesprek met Alice loos alarm is geweest, dat haar harde oordeel over
de waarde die ze voor hun meester hebben door Quine zelf niet wordt gedeeld,
dat heel die akelige kwestie als een ijle, voorbijdrijvende wolk zal
overwaaien. (289)
2264
(…) op die uiterste grens van wat Ferguson vanaf de top
van de berg nog kon zien, verhieven zich de gebouwen van New York, de wolkenkrabbers
van Manhattan, die als minuscule grashalmen uit de horizon oprezen (…) (336)
2265
(…) de voortdurende beweging van de hemel, met wolken
die zich boven je hoofd telkens samenpakten en dan weer oplosten, wat voor een
schemerig, wisselend licht zorgde, dat zowel zacht als vol verrassingen was
(…) (442)
2266
(…) dan, in de slotepisode, ligt de zeventienjarige
Gregor in zijn eentje op een heuvel te kijken naar de wolken die boven
zijn hoofd voorbijtrekken (…) (538-539)
2267
Om twee uur werd het droog, maar de zon liet zich niet
zien. In plaats daarvan verschenen er nog meer wolken aan de reeds bewolkte
hemel, wolken zo dik en zwaar dat ze begonnen te zakken, langzaam
begonnen neer te dalen van hun normale positie aan de hemel tot ze de grond
raakten, en toen Ferguson eindelijk naar buiten ging om een korte wandeling
door de buurt te maken, waren de straten een doolhof van mist. Nooit was hem zo
weinig te zien gegeven in wat nog steeds daglicht geacht werd te zijn, en hij
verbaasde zich erover dat de Engelsen gewoon hun gang bleven gaan in dat
vochtige, klamme duister, maar aan de andere kant, zei hij bij zichzelf,
verkeerden de Engelsen blijkbaar op intieme voet met wolken, want als
hij iets van Dickens had geleerd, dan was het wel dat de wolken in de
lucht boven Londen veelvuldig bij de mensen op bezoek kwamen, maar op een dag
als deze zag het ernaar uit dat ze hun tandenborstel hadden meegenomen en van
plan waren om ook te blijven overnachten. (770)
2268
De zon schoof een stukje op, of er trok een wolk
langs, of Ferguson begon zich wat ongemakkelijk te voelen na zijn dweperige
uitlatingen, maar vier seconden nadat Celia die woorden had uitgesproken, was
haar uiterlijk als onderwerp alweer van tafel (…) (798)