Sommige boektitels
duiken opvallend vaak op in mijn lectuur; er wordt zo vaak naar verwezen dat je
gerust kunt stellen dat het gaat om literaire werken met een iconische of
paradigmatische status – of hoe moet je dat zeggen. Je móet ze, voor zover dat
al niet is gebeurd, gelezen hebben. De Ilias
van Homeros is zo’n boek. Of Don
Quichote (1615) van Cervantes. Gargantua
en Pantagruel (1532) van Rabelais. Het
Leven en de Opvattingen van de Heer Tristram Shandy (1767) van Laurence
Sterne. Les Rêveries d’un promeneur
solitaire (1778) van Rousseau. Madame
Bovary (1856). Alice in Wonderland (1865).
En ik vergeet er vele andere. Wellicht is Heart
of Darkness (1899) van Joseph Conrad een van de laatste boeken in dat
rijtje want, zoals we weten, de tijd van de Grote Verhalen is onherroepelijk voorbij.
Ik had Heart of Darkness (Hart der duisternis) nog niet gelezen, hoewel onder meer W.G.
Sebald mij in De ringen van Saturnus
daartoe had aangezet. Of ook Ferdinand Céline, die zich overduidelijk door
Conrad liet inspireren voor Reis naar het
einde van de nacht. Ook bij de lectuur van De droom van de Ier van Mario Vargas Llosa kan Conrads boek van pas
komen. En dan heb ik het nog niet gehad over een goed begrip van Apocalyps Now van filmregisseur Francis Ford Coppola.
Het kan niet anders
of een boek dat zo vaak door anderen wordt opgepakt, moet op zeer voorbeeldige
wijze een gevoelige snaar raken.
Conrad vertelt een vrij
eenvoudig reisverhaal met concrete personen, maar zijn perspectief is eigenlijk
veel breder: hij heeft het over de kolonisatie en de rechtvaardiging daarvan in
de publieke opinie, en uiteindelijk over de condition
humaine, over hoe mensen werkelijk blijken te zijn wanneer het laagje
beschaving dat zij met zich meevoeren onder druk van de omstandigheden in het
‘hart der duisternis’ (door toedoen van klimaat, gevaar, angst, hebzucht,
eenzaamheid, verveling) wegvalt en hun ware aard, hun ‘duisternis des hartes’,
bloot komt te liggen.
De centrale
metaforiek waarvan Conrad zich bedient, is de tegenstelling tussen licht en
duisternis. De blanke schipper Marlowe voelt zich aangetrokken tot de witte
plekken op de kaart. Niet alleen zijn huidskleur is blank, ook, bij manier van
spreken, zijn hart of geweten is dat: hij is onschuldig en naïef. Hij wil de
nog niet ontdekte gebieden inkleuren. Hij laat zich meeslepen door het
missioneringsverhaal, en begrijpt pas later, door wat hij te zien krijgt, dat
het een ideologische leugen is. De ondernemers, die uiteraard alleen op
geldgewin uit zijn, wenden voor de zwarten uit de donkerte van hun bestaan te willen
optillen naar het helle licht van de blanke, westerse, christelijke en
verlichtingswaarden, de vooruitgang en de unieke waarheid, en op die manier hen
af te helpen van de duistere krachten van bijgeloof en kannibalisme. Zij
spannen in dit streven de Kerk voor hun kar. Maar in werkelijkheid weegt
natuurlijk de agenda van de ondernemers het zwaarst door: hun is het om het
ivoor te doen, de witte grondstof die zij uit het hart van de duistere jungle
snijden en die een licht werpt op de morele duisternis in hun eigen hart.
Marlowe moet Kurtz
opsporen. Kurtz, die diep in het binnenland een handelspost beheert en die net
als Marlowe met een bevlogen inspiratie was vertrokken, maar die zou zijn
ontaard tot een gewetenloze schurk. Marlowe komt te laat om Kurtz levend terug naar
de zogenaamde beschaving te brengen en beseft dat hij uit deze hel weg moet als
hij zijn eigen geweten wil vrijwaren. Hij keert terug naar het vaderland, waar
hij ervoor kiest om de verloofde van Kurtz, die resideert in een duister huis, niet te informeren over Kurtz’ ware
aard. Hij laat de duisternis van de leugen en de illusie primeren op het licht
van de waarheid.
Conrad lijkt met zijn
– vanwege de klare taal, de pregnante beelden, de ingehouden woede – indrukwekkende
parabel te suggereren dat na de gruwelijke praktijken van de kolonisatie het –
tot dan veronderstelde – licht van de waarheid onherstelbare schade heeft opgelopen.
Dat is de reden waarom hij in zijn boek de rouw een belangrijke rol laat
spelen. (En dat is, vast en zeker, de reden waarom W.G. Sebald in De ringen van Saturnus Conrad zo’n
prominente rol laat spelen.) Het licht van de verlichting (vroeger, voor de
recentste spellinghervorming, werd de naam van dát Grote Verhaal nog met
hoofdletter geschreven) blijkt op een onomkeerbare verduistering uit te
draaien.