De mij tot voor kort niet bekende New Yorkse schrijfster Jennifer Egan gaat met Bezoek van de knokploeg (A Visit from the Goon Squad, 2010, vertaling Ton Heuvelmans) in de steeds langer wordende rij romans staan die – gevolg gevend aan de missie van ware literatuur om de geschiedenis en de tijd (het ‘levensgevoel’) te peilen en zo de weg te bereiden voor historiografen – de impact van 9/11 op Amerika in kaart proberen te brengen.
Bezoek van de
knokploeg heeft veel van een puzzel. Of beter: het is een puzzel. Dertien – zeer goed afzonderlijk te lezen –
hoofdstukken, evenveel perspectieven, een heel peloton personages, de een al
belangrijker dan de andere. Dat kan niet anders dan een warrige romanstructuur
opleveren, waarbij het voor de lezer niet evident is om alle eindjes aan elkaar
te blijven knopen. Egan doet trouwens niet overdreven haar best om de linken
tussen de hoofdstukken opzichtig te expliciteren. Bovendien is ook de tijdslijn
van haar roman behoorlijk geaccidenteerd want zij springt voortdurend heen en
weer in de tijd en daarbij doet zij niet alleen het verleden aan maar evengoed de
toekomst.
Wie echter aandachtig genoeg leest en onderweg ook al eens
wat noteert, vergeet, ondanks deze complexiteit, de personages waarmee hij al
heeft kennisgemaakt niet – en dat heeft alles te maken met de manier waarop
Egan hen neerzet, maar ook met de handig ingelaste epitheta en de onnadrukkelijke
recapitulaties. Voor wie in dit kluwen ook dan nog zijn weg niet vindt, heeft
uitgeverij De Arbeiderspers een handig hulpmiddel op het internet geplaatst, inclusief
de mogelijkheid om een vrij volledig schema te downloaden. Daarop zien we alle personages en het type relatie dat hen
verbindt: zakelijk, vriendschap, liefde, getrouwd, gescheiden, familieband… Soms
wordt zelfs aangegeven dat het type van een bepaalde relatie ‘niet bekend’ is. Om
maar te zeggen dat sommige relaties niet te duiden zijn, dat wij nooit volledig de ander en de manier waarop wij met
de ander verbonden zijn doorgronden. En dat is precies een van de dingen die Egan
wil duidelijk maken: onze levens zijn meerduidig, onze kennis van de anderen is
ontoereikend. Bovendien berust het totstandkomen van de relaties tussen mensen vaak
op toeval, ze zijn in elk geval heel vaak – om niet te zeggen altijd – niet het resultaat van een vooropgesteld
plan. Dat verklaart waarom mensen vanuit eenzelfde uitgangspunt en met
schijnbaar dezelfde mogelijkheden toch op totaal verschillende plaatsen kunnen
aanbelanden. Zo maakten Scotty en Bennie deel uit van dezelfde punkband, maar
de ene moet dertig jaar later zijn dagen vullen met vissen aan de vervuilde
rivier terwijl de ander grote sier maakt in een blitz kantoor hoog in een blinkende
wolkenkrabber.
Structuren en patronen zijn in elk geval belangrijk in deze
roman – dat Egan in de persoon van nevenpersonage Mindy (in het
Afrika-hoofdstuk 4) een ‘structuraliste’ opdient, mogen we dan ook zeker als
een knipoog zien.
Door het toeval en het gestructureerd zijn van alles (maar
dan altijd vanuit een bepaald oogpunt) zo uitdrukkelijk te laten meespelen, maakt
Egan een adequate tekening van het grootstedelijke leven. Hoe groot ook de stad
is, of het nu het al bij al overzichtelijke New York is of het chaotische Napels
(waar een van de hoofdstukken speelt), zij blijft toch altijd ook in zekere zin
een dorp: mensen kúnnen elkaar toevallig ontmoeten en zelfs een tweede keer toevallig
ontmoeten. Of ook niet, enfin, je weet het niet. Egan maakt dergelijke
onwaarschijnlijke treffens zeer aannemelijk en zij raakt daarmee aan de kern
van het leven zelf.
Een paar keer evenwel gaat ze uit de bocht: het hoofdstuk
waarin Egan de pr-dame Dolly naar het hoofdkwartier van een buitenlandse
dictator doet trekken om hem daar met inzet van een verlopen filmsterretje te
compromitteren, is er, wat mij betreft, een beetje over.
Waar gaat Bezoek van
de knokploeg over? Over mensen met ambities, over mensen die falen. Over
mensen die wanhopige pogingen ondernemen om elkaar te begrijpen en graag te
zien. Over mensen die niet in staat zijn liefde te ontvangen. Over het leven.
Meerbepaald over het leven in een grootstad. Meerbepaald over het leven van Amerikanen
die op 11 september 2011 in het midden van hun levens waren aanbeland. Een van
de dertien hoofdfiguren heeft ‘het gevoel dat alles op zijn einde loopt’.
De genoemde datum is uiteraard belangrijk. We worden immers
niet enkel met het verval van persoonlijke ambities geconfronteerd (van zeer
bescheiden tot hoogst bevlogen). We zien ook hoe het vanouds vanzelfsprekende
geloof in de Amerikaanse superioriteit en onkwetsbaarheid verloren gaat, hoe
Amerika ‘vuile handen’ heeft gekregen, hoe iemand met een ietwat donkerder
pigment meteen wordt gewantrouwd vanwege mogelijke banden met Al-Qaida, hoe de
reclame en de meningmanipulatie terrein winnen, hoe alles in het teken komt te
staan van veiligheid en bewaking. 9/11 is een keerpunt; de getroffen plek gaapt
als een leegte. Net als bij Paul Auster in Brooklyn
dwaasheid wordt ook hier de gebeurtenis niet nader genoemd – het is alsof
deze romanciers beseffen dat de beelden en de hele nasleep voldoende op onze
netvliezen geëtst zijn om met een simpele verwijzing te kunnen volstaan. (Egan
spreekt ergens van ‘de ramp’ – en wij weten meteen wat zij bedoelt.)
Meer omvattende vormen van verval zoals de milieuvervuiling
en de opwarming van het klimaat worden slechts zijdelings aangekaart. (Maar ze
zijn wel aanwezig – dat moet wel in een boek dat deels ook over de toekomst
gaat.) Uitdrukkelijker, maar ook daar zonder drammerig te worden, drukt Egan
haar wantrouwen uit ten aanzien van de digitalisering. Niet alleen de
muziekindustrie gaat eraan ten onder (zij situeert haar roman in kringen van
rockbands en producers en laat de voormalige slidegitaarheld Scotty Hausmann zijn
tanden verliezen). Ook hekelt Egan de versoapisering
van de vertelindustrie – en dat is in haar ogen erg want mensen hebben
ervaringen uit de eerste hand nodig, geen tweedehandse sjablonen. Dat wordt al
in het eerste hoofdstuk duidelijk gemaakt: de kleptomane Sasha wil samen met
haar psych Coz ‘een verhaal’ schrijven ‘over opnieuw beginnen en tweede kansen’.
‘Maar’, voegt Egan er berustend en omineus aan toe, ‘die denkrichting betekende
alleen maar verdriet.’ Dat is dus helemaal in het begin van de roman – vandaar mijn
woordkeuze ‘omineus’ – en we worden al meteen ingepeperd: er komen geen tweede
kansen; on n’a qu’une seule vie. Op
de bank van Coz verlangt Sasha heel uitdrukkelijk naar verandering en
verlossing. De verandering komt er – op het eind van de roman is Sasha getrouwd
met Drew, een andere ‘overlever’, en heeft ze een computerverslaafde dochter die
enkel nog powerpointgewijs kan communiceren (hoofdstuk twaalf neemt, ook
typografisch, de vorm aan van een PP-presentatie)… – maar is ze verlost?, dat
is zeer de vraag. Verval is ook verandering.
Muziekindustrie, de teloorgang van the American dream, allerlei vormen van vervuiling: dat zijn allemaal
manifestaties van het verval buiten onszelf.
De grote slopers – en het is in die zin dat we de titel van deze roman moeten interpreteren,
denk ik – zijn de verburgerlijking en de ouderdom. We verliezen onherroepelijk
onze idealen en onze jeugd. De passages waarin Egan plots twintig of dertig
jaar de toekomst in duikt om bondig te vertellen wat er van deze of gene figuur
is geworden, komen bikkelhard aan. De tijd is genadeloos en kan niet worden
gestopt – ook al wensen we dat soms zeer uitdrukkelijk. Er zijn van die
momenten waarop alles lijkt samen te vallen in een intense beleving van
verzoening en tevredenheid. Maar het gaat voorbij, het gaat voorbij en wie te
laat is, is gezien. Er komt geen tweede kans.
De werking van sloper Tijd wordt pijnlijk duidelijk in hoofdstuk
5, waarin we getuige zijn van Lou’s fysieke aftakeling na een beroerte. Lou was
een succesrijke businessman in wiens huis vroeger enkel plaats was voor
schoonheid en jeugd. Nu ligt hij daar te zieltogen – alle streven blijkt
vergeefs en futiel te zijn geweest, ook zijn streven om zich door jonge meisjes
die zwichtten voor zijn status te laten pijpen. En met zijn macht kan hij nu niets
meer aanvangen. Het is wreed – en als deze roman iets keihard aantoont, dan wel
dat het maar goed is dat we niet in de toekomst kunnen kijken. In die zin keert
Egan de mythe van Orpheus en Eurydice om. Zij brengt dat klassieke verhaal uitdrukkelijk
ter sprake in het Napels-hoofdstuk waarin Ted Hollander op zoek gaat naar zijn
aan lager wal geraakte nichtje Sasha. Zoals bekend mag Orpheus in dat verhaal
niet omkijken; wanneer hij dat – uit liefde! – toch doet, wordt zijn geliefdes
afdaling naar de onderwereld definitief onomkeerbaar. Egan toont overtuigend
aan dat ook vooruitkijken de
geestelijke gezondheid kan schaden en al evenmin tot herroeping van het lot leidt.
Gaat het dan helemaal de verkeerde kant uit? Egan lijkt te
suggereren van niet. Haar boodschap, voor zover die er al is, klinkt al bij al hoopvol.
‘Nostalgie betekende het einde – dat wist iedereen.’ Dat is dus geen optie. Maar
in het slothoofdstuk komen duizenden jonge mensen en jonge gezinnen met jonge
kinderen samen voor een concert van een vervallen rockheld, die zo vervallen is
dat hij weer hip is geworden. De tijd zet zich door in cycli. Je bent
afgeschreven indien je het bij het ronden van de kaap van de dertig nog niet
hebt ‘gemaakt’, maar dat betekent nog niet dat sommige jongeren minder kansen
hebben om iets te bereiken. Egan is zeker niet defaitistisch, zij zet enkele deuren
naar de toekomst open. Heel mooi is het beeld van de verlopen artiest die het
visitekaartje dat hij van de muziekproducer heeft afgetroggeld doorspeelt aan een
willekeurige jongen op straat in wie hij een muzikant vermoedt: het geloof in
zichzelf heeft hij verloren, maar dan is het nog altijd beter om een jongere de
kans die je zelf niet hebt kunnen benutten te gunnen.
Ik heb Bezoek van de
knokploeg met heel veel plezier gelezen. Het is een sprankelende, hippe, veelzijdige en ondanks de vaak
sombere grondtoon toch ook lichte roman, die ons bovendien ook nog iets te
zeggen heeft. Dat we nu moeten leven, bijvoorbeeld, omdat krachten tanen en
levens kort zijn.