Van gisteren wil ik onthouden dat we – ik bedoel behalve mezelf ook B., J. en K. – het hadden over de vraag of we iets voor L. moesten doen wanneer hij over een maand of twee met pensioen gaat. We overliepen de mogelijkheden maar 1. L. heeft waarschijnlijk na een leven van hard werken en goed verdienen alles en een nieuwe vrouw kunnen we hem niet geven en 2. veel van wat lekker is mag L. niet meer van zijn dokter. Waar houdt L. van? Eigenlijk kennen we hem niet zo goed, stelden we vast. L. houdt veel van katten, had B. eens opgevangen, waarschijnlijk van L. zelf. Dat is de reden, merkte ik op, dat hij hier, hoewel dat misschien niet meer echt noodzakelijk is, nog elke dag trouw komt. Hoezo?, vroeg J. Wel, omdat hij zijn kat niet wil sturen. Ik onthoud van gisteren zeker ook het bijzonder aangename gesprek dat ik met L. in de Mort Subite had over ons werk, Congo en Egypte, en dat ik, in de trein op weg naar huis, de in het boek De Avonden, een kleine reünie opgenomen weergave las van een schijnbaar al even prettig verlopen gesprek met Karel van het Reve, Lucas van der Land en Robert van Amerongen, zijnde respectievelijk Joop van Egters, Jaap Elderer en Viktor Poort in De Avonden van Gerard Reve.
Vandaag ben ik al heel vroeg op maar dat komt goed uit want aangezien ik straks, wanneer de dag pas echt goed zal zijn begonnen, aan allerlei besognes moet voldoen – bijvoorbeeld ervoor zorgen dat de auto van mijn moeder, die maandag niet door de keuring is geraakt omdat de koplampen niet goed afgesteld zijn, naar de garage wordt gebracht, en er moeten ook boodschappen worden gedaan en ik wil ook naar de bibliotheek – kan ik nu, tijdens deze nog nachtelijke uren, lezen en schrijven. Vanavond trekken we naar Ieper, voor de vernissage van de tentoonstelling van P.