De man die op zondagmorgen bij de bakker op de vraag of hij een zakje moet hebben, slijmt met ‘Dat zou heel vriendelijk zijn van u, mevrouw’; die de bakkerin, nadat hij zijn briefje van 10 euro tussen de wirwar van snoepgoed op de toonbank heeft gelegd, waarschuwt: ‘Ik hoop dat u het zult terugvinden’; en die, wanneer hij de winkel verlaat de formule ‘Ik groet u en wens u allen uit de grond van mijn hart nog een vruchtbare dag’ uitspreekt, neen, die man kom ik de volgende keer, wanneer ik op zondagmorgen pistolets haal, misschien liever niet tegen.