Van gisteren wil ik onthouden dat ik om vier uur ’s nachts, op mijn weg van B naar V, een moment van intens geluk beleefde toen ik op de autoradio Tom America’s interpretatie hoorde van Jan Hanlo’s ‘Vers per 1 juni 1951’, dat ik mij met de bon die S. me voor mijn kerstdag schonk de nieuwe vertaling van Combray en De kant van Swann door Thérèse Cornips aanschafte, dat S., op onze weg naar Ieper, vertelde waarom, volgens Felix Timmermans, varkens een krulstaart hebben, dat ik genoot van de schilderijen van P., de etsen van P. en het fotoboek van M., dat ik praatte met N. over wat ik allemaal heb geleerd van wijlen André Martheleur en dat ik P. in de over hem gemaakte film hoorde zeggen dat de nacht er is om de veel te hard voortsnellende tijd alsnog een beetje bij te benen.
De dag van vandaag zal worden besteed aan rust en lectuur.