Philippe Claudel, Het verslag van Brodeck
9
De wind wiegde, streelde of boog ze, al naar gelang zijn humeur, terwijl daarboven de wolken gehaast westwaarts vluchtten en in de Poort van Prätze doken om daarna helemaal te verdwijnen. (53)
10
In de loop van de dag waren er grote wolken uit het westen gekomen die zich hadden verzameld boven ons dal, waar ze de pas werd afgesneden door de bergen, zodat ze in de val zaten en radeloos om zichzelf waren gaan draaien en rond drie uur ’s middags door een harde ijswind uit het noorden in tweeën waren gebroken. (128)
11
Een piepklein, haast doorzichtig wolkje dat de vorm van een hulstblad aannam, dreef eenzaam en op grote hoogte langs. (275)
12
Het waren overigens merkwaardige buien: een onophoudelijke waterstroom uit de hemel die je niet eens meer zag vanwege een dikke, vuile, doorweekte baard van wolken die hem continu aan het zicht onttrok. (289)