[…] Neitzke zei: nee, wij niet, en Kruse en Barz zeiden hetzelfde, en zelfs sergeant Lemke zei: nee, wij hebben dat gehucht daarginds in brand gestoken of we hebben dat daar links of dat daar rechts beschoten, maar het bos niet, en zijn mannen knikten en niemand zei nog een woord, ze bleven alleen kijken hoe het bos brandde, hoe het vuur het donkere eiland allengs veranderde in een oranjerood eiland, misschien heeft het bataljon van kapitein Ladenthin het gedaan, zei een van hen, zij gingen daarlangs, waarschijnlijk zijn ze in het bos op tegenstand gestuit, misschien is het de compagnie van de genie geweest, maar eigenlijk hadden ze niets gezien, geen Duitse soldaten in de omgeving en geen Sovjetsoldaten die in dat gebied weerstand boden, alleen het zwarte bos te midden van een gele zee onder een stralend blauwe hemel, en was het alsof ze zich opeens, zonder een waarschuwing vooraf, in een groot theater van graan bevonden en alsof het bos het toneel en het voortoneel was van dat cirkelvormige theater, het vuur dat alles verteerde en dat prachtig was.
Roberto Bolaño, 2666, 827-828