Van het Centraal Station door de Ravensteingalerij naar het Park van Brussel: een traject dat ik al honderden keren aflegde zonder iets te zien. Maar nu!
Ik zie een dakloze – en ik wéét dat het een dakloze is want hij draagt het uniform van de dakloze: grijze baard, saf in de mondhoek, slobbertrui, sjofele broek, afgedragen schoenen, wit-bleekblauw geblokte plastic verhuistas om de hele inboedel in onder te brengen. Hij zit – en daar wijkt hij van het gewone af – aan een terrastafeltje van een van de cafés van de galerij te keuvelen met een linkse intellectueel – en ik wéét… Enzovoort. Hoe zijn die twee hier beland? Wie trakteert, is wel min of meer duidelijk – maar wat zijn de beweegredenen? Kent de intellectueel de dakloze van vroeger en heeft hij hem hier na vele jaren teruggezien, onderuitgezakt in een portiek? Doet de intellectueel aan veldonderzoek? Is dit een manifestatie van liefdadigheid? Ik weet het niet, maar een ongewoon zicht is het wel.
Ik zie, ook nog in de galerij, een oude vrouw – voorovergebogen, over de vloer schuifelend – de hippe T-shirts keuren die zijn opgehangen aan een van de kapstokken die midden in de galerijgang voor een van de kledijzaken staan opgesteld.
Ik zie, in de etalage van de boekhandel bovenaan de trappen, Fuir van Jean-Philippe Toussaint liggen, als Foliopocket, een roman waarvan ik voor 6 euro de Nederlandse vertaling (Vluchten) in De Slegte heb gekocht.
Ik zie, bij de oversteekplaats tegenover het Paleis voor Schone Kunsten, een Joodse man, vergezeld van zijn vrouw, die een kind aan de arm houdt, een kinderwagen over het zebrapad duwen. Hij heeft van die pijpenkrullen en een breedgerande hoed, precies als de twee mannen op de affiche voor de film Eyes Wide Open, die ik voor het eerst zie, in de affichehouder op de stoep vlak achter hem. Ik zie dus drie van die hoeden en vind het jammer dat ik dit beeld niet kan vastleggen omdat ik geen fototoestel paraat houd.
Bij dit alles zit een van Patti Smiths vrij apocalyptische songs in mijn oren.
Boven, in het park, houd ik halt om mijn pull uit te trekken want ik heb het te warm. En ook om met een paar trefwoorden dit bombardement van indrukken vast te leggen: doe ik het niet, dan kan ik het allemaal onmogelijk onthouden. Het begint te regenen.