Soms lees je een beeld, een vergelijking, een wending die je nog nooit eerder hebt gelezen en dan, onmiddellijk daarna, nog eens.
Wanneer hij in zijn rijtuig de Hofstraat passeert, zo schrijft de parlementair redacteur, ‘dan werpt hij vriendelijke blikken naar sommige vensters waarachter zich blonde en bruine manen vertoonen, die niet aan paarden toebehoren’.
Frank Westerman, De graanrepubliek (Atlas, 2000, 5de druk), 48
Ik kam heel graag het haar van mijn moeder, het is dik en zwaar als de manen van een paard.
Julia Franck, Buiklanding (Wereldbibliotheek, 2002), 93