Mijnheer O. verleent zijn medewerking aan het radioprogramma ‘Alaska’. Dit keer gaat het ‘radioverhaal’ over een ongeluk dat dertig jaar geleden het zesde kind van de acht van het gezin Vervaet in Moerbeke wegmaaide. Mijnheer O. zat achter het stuur. Het programma laat de getuigenissen van de zussen en de moeder horen. Katrien gaf zichzelf op om naar de winkel te lopen om het witloof te halen dat moeder niet in huis maar wel nodig had. Zij was uit op het snoepje dat ze daar steevast kreeg. Minuut tot minuut, seconde tot seconde wordt naverteld – je hóórt bijna het bruuske remmen, de klap en de dodelijke stilte die daar onmiddellijk op volgt.
Een van de veel later geboren dochters van de zussen, die tegen Katrien ‘tante’ had moeten zeggen, gaat met een cassetterecorder en een microfoon naar mijnheer O., die, dat hoor je aan het moeilijke ademen, inmiddels ook een jaar of dertig ouder is geworden. Hij heeft nooit schuld gevoeld, zegt hij, en dat lijkt mij, op basis van de geschetste omstandigheden – het was halfdonker, hij reed niet te snel, hij had het plots overstekende kind niet gezien… – redelijk. Met een leven van hard labeur heeft hij zich over zijn wrede lot gewerkt. Maar hij heeft nooit contact opgenomen met de nabestaanden. Meteen is er een antwoord op de voor de hand liggende vraag waarom hij in godsnaam zijn medewerking aan het radioprogramma verleent: wellicht is zijn bereidheid daartoe ingegeven door de behoefte om díe schuld in te lossen.