Het internet biedt toegang tot massa’s informatie maar maakt nauwelijks een onderscheid tussen het relevante en het irrelevante. Onderwijzen kan alleen als je de pedagogische relatie opvat als een wederzijds aanpassingsproces – en dat kan alleen in een fysieke confrontatie, niet via het net. Echt contact met andere mensen is er maar als het lichaam in de buurt is om niet meteen codeerbare signalen op te vangen en uit te stralen. Onderzoeken wijzen uit dat wie vooral virtueel leeft, wie meer op het www vertoeft dan in de ‘echte’ wereld en dus de risico’s van afwijzing en terechtwijzing vermijdt die aan het rechtstreekse contact verbonden zijn, vereenzaamt en zinloosheid ervaart. Of depressief wordt, maar dat is min of meer hetzelfde.
In zijn bijzonder leesbare essay is Hubert Dreyfus niet te beroerd om predigitale filosofen als Augustinus, Habermas, Kierkegaard, Merleau-Ponty en Nietzsche in te roepen om het ongebreidelde computeroptimisme te temperen. Zeer aanbevolen voor wie vindt dat zijn spruiten te veel chatten en zich afvraagt of hun computerverslaving een impact heeft op hun sociale vaardigheden.
Hubert L. Dreyfus, Internet, Routledge, Londen (2002), 136 p., € 2,99 bij De Slegte.