Het is ook u niet ontgaan: hoe snel de gruwel van de terechtstelling van Sadam Hoessein gedesinfecteerd werd, ontgruweld – hoe kort na de vernietiging van de tiran de tiran werd vermenselijkt, ophield tiran te zijn, en dus op een ander, politiek, niveau al even grondig werd vernietigd als op het louter fysieke niveau.
De eerste desinfectering bestond uit de beelden van vlak voor de terechtstelling: hoe waardig en sereen deze man zijn dood tegemoetstapte. (De beelden van de terechtstelling zelf, uit de heup gefilmd met een gsm, circuleren naar verluidt op het internet, dat behalve een schitterend podium voor uitwisseling van informatie en creativiteit ook een vergaarbak is van obsceniteiten en elders gecensureerde rommel.) Een half etmaal later volgde het verslag van de begrafenis in een vrij chique, blijkbaar nog overeind staand gebouw in Tikrit – met een pomp and circumstance die je toch niet verwacht voor een massamoordenaar. En een dag later was er al een interviewtje met de Amerikaanse bewaker van de Koerdenkiller, een uit de kluiten gewassen zwarte militair die mocht keuvelen over hoe Sadam zijn tijd had doorgebracht met lezen en schrijven, praatjes maken over de familie en het begieten van de schriele graspollen op het koertje. Ware hij geen auteur van genocides geweest en een onverantwoord leider die er niet voor terugschrok om zijn volk tot tweemaal toe in een heilloze oorlog te storten en om een onmondig volk van herders en zwervers met gifgas te bewerken, hij zou toch zeker een goed tuinman zijn geweest.