woensdag 31 januari 2007

Overlevende

De achtjarige Sarah Kofman wordt in 1942 gered en op een onderduikadres ondergebracht. Haar vader, een rabbijn, wordt in Auschwitz vermoord. Pas in 1994 komt Kofman er toe haar oorlogsherinneringen op te schrijven. Haar relaas is fragmentarisch, onafgerond, met een zekere haast geschreven. Inmiddels is Sarah Kofman een filosofe geworden die zich, in het spoor van Freud, Nietzsche en Derrida, bezighoudt met de vraag hoe je moet leven in een wereld zonder zekerheden. Een afgeronde waarheid is er volgens haar niet.

Onmiddellijk na de publicatie van haar herinneringenboek pleegt Sarah Kofman zelfmoord.

Het nawoord van Solange Leibovici leert ons dat Rue Ordener, rue Labat niet zozeer een verzameling herinneringen aan een geaccidenteerde kindertijd is maar wel een zelfanalyse, een onderzoek naar het trauma van een kind dat heeft moeten kiezen tussen twee moeders, tussen de joodse wereld van ordeningen en regels aan de rue Ordener en de vrolijke Franse chaos van het onderduikadres aan de rue Labat.

Sarah Kofman, Rue Ordener, rue Labat, De Arbeiderspers, Amsterdam (2004), 96 p.