Beste wielervrienden van de zondagvoormiddag,
Terwijl jullie vrolijk fluitend tachtig kilometer afmalen met een gemiddelde van tegen de dertig en Koning Winter zodoende de moed ontnemen om zelfs maar uit zijn schulp te komen, slaag ik er in om – we schrijven half januari – alvast met een van mijn goede voornemens van wal te steken. Op deze zomerse zondagmorgen heb ik mij in mijn ietwat krap geworden wielerplunje gehesen, heb ik mijn banden opgepompt en ben ik op mijn bestofte en bespinragde racefiets gekropen. Na vijftien kilometer in noordoostelijke en vervolgens oostelijke richting te hebben gepeddeld, maakte ik ter hoogte van het kruispunt tussen afwateringskanaal en baan Maldegem-Aardenburg rechtsomkeert. Van dan af begon, met een lichte tegenwind, iets wat je gerust als een lijdensweg kunt omschrijven. In een poging de rechte lijn en dus de kortste terugweg naar Brugge aan te houden, belandde ik op de vooroorlogse kasseistrook tussen Vivenkapelle en Male, het verlengde van de Brieversweg, en ‘parkeerde’ daar met een ‘snelheid’ van nog nauwelijks vijftien per uur. Jullie zouden mij hebben uitgelachen – en terecht. Maar je kunt die lijdensweg ook – en positiever –zien als een investering in een toekomst waarin alle voornemens worden waargemaakt: dit jaar (2007) opnieuw zoals vroeger een vijfduizend kilometer wegfietsen, tegen het najaar op die vrij omslachtige en niet van gevaar gespeende wijze vijftien procent lichaamsgewicht opbranden en zo vlug mogelijk opnieuw het peloton van de wielervrienden van de zondagvoormiddag vervoegen. Laat ons zeggen vanaf het ogenblik dat ik in mijn eentje met een gemiddelde van 27,5 vijftig kilometer aan een stuk aankan. Dat moet voldoende zijn om mij in de staart van de groep te nestelen.
Tot dan!