zaterdag 28 oktober 2006

Tussen documentaire en cinema

The Queen van Stephen Frears is, alles bij elkaar, vooral een historische documentaire. De marge ‘persoonlijke interpretatie’ is, denk ik, vrij nauw. (Te nauw wellicht om de cultuurkritische dimensie – de context van shifting values die maakt dat de reactie van de koningin op Diana’s dood als ongepast overkomt, en de rol die de media daarin spelen – helemaal tot haar recht te laten komen.) Frears hoefde aan het drama, dat die week van nationale rouw na de dood van Diana hem op een zilveren schoteltje aanreikte, niet veel toe te voegen. Een verongelukte prinses (en wat voor een!), een gebroken gezin, collectieve hysterie en een wankelende monarchie: meer moest het niet zijn en veel meer heeft Frears er dan ook niet van gemaakt. Als scenarioschrijver moest hij zeker niet het onderste uit de kast halen. De ‘echte’ televisiebeelden en de het hoge lookalikegehalte (met de uitstekend gecaste en dito acterende Helen Mirren in de rol van Queen Elisabeth II als uitschieter) benadrukken nog het realisme. Dat wordt allemaal heel nauwkeurig in beeld gebracht maar… voor een ‘film’ is het misschien toch niet genoeg.

Vandaar dat mijn aandacht toch vooral naar die marge van persoonlijke interpretatie uitging: de reconstructie van hypothetische koninklijke conversaties in Balmoral en van hypothetische strategische vergaderingen in de Blair-administratie – waarbij het kwaliteitsverschil van de reconstructie toch zwaar doorwoog in het voordeel van de aarzelingen in de Schotse Highands. Het psychologisch portret van de koningin: tóch emoties achter een bikkelharde, wereldvreemde façade? Of de scène waarbij de koningin katharsisgewijs oog in oog staat met het keizerlijke hert. Of de ware aard van het verdriet dat het ‘publiek’ (een witte massa – waar hadden we dat in die jaren nog gezien?) meende te ontwaren in haar persoon wanneer zij de bloemen die waren neergelegd voor Buckingham Palace in ogenschouw nam: niet om het heengaan van haar onberekenbare schoondochter rouwde zij, maar om de voor haar onverteerbare boodschappen op de briefjes tussen de bloemen (Frears’ interpretatie of historische werkelijkheid?). Of, en dat vond ik eigenlijk nog het mooiste, de slotscène: de koningin wandelt, in een poging om het protocol te doorbreken en zo haar bereidheid te tonen to modernize, samen met de eerste minister door de tuin van haar paleis en een van haar drie hondjes heft een achterpoot op tegen een kortgeschoren, in een even strak patroon als het protocol aangeplant haagje, waarna – zoals hondjes nu eenmaal doen – een van de twee andere hondjes de genitaliën van dat eerste hondje komt besnuffelen. Het kan onmogelijk voorzien zijn in het script maar het is – precies daarom – zo hartverwarmend, menselijk, ondocumentair. Dat laatste beeld, het is werkelijk het allerlaatste want de koningin en de staatsman zijn al rechts uit beeld verdwenen terwijl links de eindgeneriek begint, is nog het meest van de hele film échte – want volstrekt ondocumentaire cinema.