vrijdag 8 september 2006
35 * 29,60 * 1390
Ik rijd een hele tijd samen op met een jongeman met een oranje wielrennerstruitje, een rugzakje en een wat krakkemikkige fiets met een achterband die best wat beter opgepompt had mogen zijn. Desalniettemin rijd die kerel me met 34 per uur en een soepele tred gezwind voorbij – ik ben, hoewel toch vertrokken, nog in de zelfovertuigingsfase en dus nog niet geneigd om tempo te maken. Aangezien het half wind in de rug is, zie ik kans om me in zijn wiel te zetten: ’t is minder lastig zeven kilometer per uur sneller te rijden achter een derny dan alleen nog dat hele eind kustwaarts voort te zwoegen. We moeten vertragen voor een groep jongemeiden die onder begeleiding iets met botanica of zo aan het doen zijn in de berm van het jaagpad maar die, blijkens hun gillerige reacties, meer belangstelling hebben voor mijn blitze zonnebril. Ik voel me – niet dáárdoor maar gewoon fysiek, uit mezelf, conditioneel als het ware – goed en neem over. Zo gaat het de hele tijd tot het keerpunt, de een wil voor de ander niet onderdoen, met als gevolg dat we ook in de stukken waar de wind in de zij tot lichtjes tegen staat 35 en zelfs 36 halen. Bij de brug bedankt de oranje jongeman me en zwenkt naar links, verder langs het kanaal richting Oostende. Ik moet rechtsaf, richting Bredene (zijn zeemanstruigewijs gestreepte watertoren, zijn naaktstrand) en dan weer, compleet tegen de wind in, rechtsaf terug naar Stalhille. Ik val meteen zo goed als stil en zie de rest van de rit mijn gemiddelde snelheid zakken als de wijzer van een quasi lege brandstoftank.