dinsdag 19 september 2006

De achtste keer


Ik zag de film niet en las het stripverhaal niet, dus blijft mijn leeservaring, ook nu, na de achtste keer, puur een op lectuur gebaseerde ervaring – en ik zou het eigenlijk zo willen houden, hoe goed die film, hoe goed die stripversie ook mogen zijn. De avonden moet, wat mij betreft, De avonden blijven. Een boek dus, nuja, méér dan een boek.
Herlezen doe je niet zomaar, het leven is al kort genoeg, maar het is toch aardig dat je een paar boeken als gezel uitkiest. Aan de steeds hernieuwde confrontatie, en de herinneringen aan de vorige confrontaties, kun je jezelf, hoe zal ik het zeggen, aftoetsen. Je zoekt elkaar regelmatig op als samen ouder wordende vrienden.
Het jaar dat ik de eerste keer De avonden las, ligt ergens net voorbij halfweg tussen het jaar waarin Gerard Reve het schreef en vandaag. 1978 ofte, dat is even schrikken, acht-en-twintig jaar geleden. Ik las het op aanraden van mijn toenmalige goede vriend H.D. Ik verloor hem niet zo heel veel later uit het oog, maar ben hem nog steeds dankbaar omdat hij me, méér dan om het even welke leraar Nederlands die in die tijd hard zijn best deed om zijn verveling zo goed mogelijk voor ons te verbergen (en sommigen deden zelfs die moeite niet), tot de literatuur bracht. Ik herinner me niet meer welke indruk de kennismaking met Frits van Egters die eerste keer op mij maakte – ik vermoed dat ik het boek vooral goed vond omdat mijn vriend er zo hoog mee opliep. (Zo gaat het vaak.) Vijf jaar later (als ‘zenuwlijder’ hou ik allerlei knullige trivia zorgvuldig bij) deed ik een tweede poging. Dat was in maart 1982, de eerste en meteen de voorlaatste keer dat ik De avonden niet in de juiste maand las – en dat is natuurlijk december. In ’84 startte ik, in een onzichtbare gemeente samen met ongetwijfeld heel veel anderen, het ritueel dat erin bestaat om de laatste tien dagen van het jaar de tien hoofdstukken, die zich afspelen in die periode, tot mij te nemen. In ’87 had ik daar genoeg van. De leukste lezing was die van december ’86 want toen bracht ik de 29ste, 30ste en 31ste december samen met mijn goede vriend G door, en we lazen elkaar de laatste hoofdstukken van het boek voor. We hebben heel wat afgelachen, toen. In die periode werd de roman op vriendschappelijke bijeenkomsten ook vaak ter hand genomen om passages op te slaan en citaten te verifiëren. (De avonden is een van de weinige boeken waaruit ik zinnen en stukken van zinnen uit het hoofd kan citeren, zoals ‘Iedereen heeft zijn geschiedenis maar het is zelden een belangrijke’.) Met name in studievriend W vond ik een fervente Avonden-adept; hij was erg goed in het te berde brengen van Frits-quotes. Na de laatste rituele decemberlezing van 1987 gingen elf Avonden-loze jaren voorbij. Toen ik in 1998 het boek een zevende keer had gelezen, moest ik bekennen: de lol was er enigszins van af, het boek leek op mij zijn aantrekkingskracht te hebben verloren. Nu besef ik dat dat aan tijdelijke blindheid moet hebben gelegen want ik denk er inmiddels alweer helemaal anders over. Ik las de voorbije dagen De avonden voor de achtste keer (waarmee ik mijn persoonlijk herleesrecord evenaar; ik las ooit evenveel keren Winnetou het grote opperhoofd maar toen was ik nog kind, dus valt een dergelijke aberratie wel te vergeven). Deze achtste lezing vond plaats in functie van een van de leesclubs die ik begeleid; de leden hadden, naar aanleiding van Reves overlijden eerder dit jaar, de wens geuit om ‘eindelijk eens’ dat boek te lezen waar ze nu al zo vaak over hadden gehoord. Ik had daar, zij het niet zonder aarzeling, mee ingestemd. Nu, na vier dagen van intense lectuur heb ik daar absoluut geen spijt van – ik wéét dat het zeker niet de laatste keer zal zijn geweest. (Als het mij vergund is, etc.)