Le monocle du marquis de Forestelle était minuscule, n’avait aucune bordure et, obligeant à une crispation incessante et douloureuse l’œil où il s’incrustait comme un cartilage superflu dont la présence est inexplicable et la matière recherchée, il donnait au visage du marquis une délicatesse mélancolique, et le faisait juger par les femmes comme capable de grands chagrins d’amour.
(I:327)
De monocle van de markies de Forestelle was minuscuul en randloos. Als een overtollig kraakbeen, waarvan de aanwezigheid onverklaarbaar was en de grondstof kostbaar, noopte hij het oog waarin hij was gevat tot een onophoudelijke en smartelijke zenuwtrek. Daardoor schonk hij het gelaat van de markies een melancholisch raffinement, waardoor de vrouwen hem het vermogen toedichtten grote liefdespijnen te kunnen veroorzaken.
De monocle van de markies de Forestelle was uiterst klein, zonder randen en veroorzaakte een onophoudelijke knippering van het oog waarvoor het, als een overbodig stukje kraakbeen waarvan de aanwezigheid onverklaarbaar en de samenstelling nogal gezocht is, ingezet zat, hetgeen aan het gelaat van de markies een droefgeestige verfijning gaf waardoor de vrouwen hem tot diepe liefdessmarten in staat achtten.
(M.E. Veenis-Pieters I:396)