Kende u het woord cromlech? Ik niet. Nu wel. Dat ging zo. Voor mij op tafel lagen twee boeken die niet samenhoren maar – het gaat met boeken zoals met mensen: soms, door de omstandigheden, komen ze samen te liggen –: de Petit Robert en een boek van Vladimir Nabokov dat mij na aan het hart ligt en dat ik nu voor de tweede of de derde keer (dat weet ik niet meer precies) aan het herlezen ben: Doorzichtige dingen. Ik sla de Petit Robert open op een willekeurige bladzijde. Willekeurig want ik wil gewoon eens zien wat voor een soort woordenboek het eigenlijk is, waarom ik er eventueel de voorkeur aan zou moeten geven boven, bijvoorbeeld, de Larousse. Het bijna drieduizend bladzijden tellende en dus lijvige – en niet zo petit-erige – boek valt open op de pagina’s 600-601 en dus op de lemma’s ‘cromlech’ tot ‘croupe’ (in de editie van 2002). Tiens, cromlech, denk ik – maar ik heb niet de filologische drive om meteen dat mij onbekende woord beter te leren kennen. Ik neem Nabokov ter hand, meerbepaald de bladzijde 28 (niet in de slecht geplakte en inmiddels al duchtig desintegrerende editie van Elsevier/Manteau (1980), die ik nog cadeau kreeg van LvL – er staat in potlood een zweverige opdracht in van zijn hand – maar in de fraaie gebonden uitgave van De Bezige Bij, 1994). Bladzijde 28 want daar ben ik aanbeland. Ik lees er onmiddellijk het volgende: ‘Na zijn afstuderen had hij zeven jaar als secretaris en naamloze compagnon gewerkt van een notoire oplichter, wijlen de symbolist Atman, en hij droeg de volle verantwoordelijkheid voor voetnoten als:
De cromlech (vergelijk: mleko, milch, milk) is duidelijk een symbool voor de oermoeder, zoals de menhir (‘mein Herr’) even duidelijk mannelijk is.’
Kijk, daar val ik nu steil van achterover. Pas hierop de kansbereking toe, tot welk een duizelingwekkende statistische onwaarschijnlijkheid kom je dan niet? Een woordenboek van drieduizend bladzijden openslaan, dat is één kans op vijftienhonderd dat je uitgerekend die ene bladzijde met dat lemma treft. Vermenigvuldig die vijftienhonderd met de één-op-hoeveel-tienduizend? die je nodig hebt om een idee te geven van de waarschijnlijkheid dat je uitgerekend dát woord te lezen krijgt, een woord dat je in dertig jaar lezen waarschijnlijk maar drie keer bent tegengekomen: de eerste, tweede, derde (en misschien vierde keer, dat weet je niet meer) dat je Doorzichtige dingen van Vladimir Nabokov aan het lezen bent want je kunt je niet herinneren het ooit elders te hebben aangetroffen. Het wordt een astronomisch product!; het toevallig samenvallen van die twee instantiaties van dat ene zeldzame woord brengt de eeuwigheid binnen in je lectuur en je bent daar om de een of andere reden verwonderd om en dankbaar voor. Het is – ook dat nog – een erg nabokoviaanse coïncidentie!
Cromlech overigens betekent volgens de – alweer! – nieuwe Dikke Van Dale: ‘grafteken uit de jongere steentijd, bestaande uit grote rechtopstaande stenen, die om een nog grotere steen geplaatst zijn’ – waarbij het plachtens de – alweer! – nieuwe spelling ontbreken van de hoofdletters in de tijdperknaam behoorlijk lullig aandoet, vind ik. Le Petit Robert verklaart eenvoudiger én accurater: ‘Monument mégalithique composé de menhirs disposés en cercle ou en ellipse’.