maandag 21 november 2005

Grijze zielen


Alle leesclubleden, op drie na, waren heel enthousiast over Claudels Grijze zielen. Op drie na: in elk van de drie leesgroepen waarmee ik het boek las één van de mannen, die – zoals dat voor leesgroepen gebruikelijk is – in de minderheid zijn. Zelf zit ik op de wip tussen het positieve en het negatieve oordeel: Grijze zielen is zeker verdienstelijk, maar er valt toch ook het een en ander op aan te merken. Ik beperk me hier tot de meest in het oog springende positieve en negatieve kwaliteiten.
Sterk aan Claudels roman is dat hij op overtuigende wijze niet gaat over datgene waarover hij in het begin lijkt te zullen gaan: de waarheid over de moordzaak op een tienjarig meisje, kortweg ‘De Zaak’. Claudel geeft aan dat een ándere waarheid hem meer interesseert: de waarheid van dé mens, van hét leven, meerbepaald van dé mens en hét leven tegen een oorlog als achtergrond. Hij spiegelt een sombere waarheid voor, maar laat toch de achterpoortje van de zingeving via esthetische genoegdoening en liefde open. En ja, zelfs van religie: in de figuur van de priester die een uiteenzetting geeft over de schoonheid van bloemen, het ‘overtuigendste bewijs van Gods bestaan’. Door zijn roman de allure te geven van een misdaadroman (wie is de moordenaar van Belle de jour?), en hem te laten uitmonden in een al bij al vrij sombere filosofische roman (het leven is, op de genoemde uitvalswegen na, zinloos en we zijn allemaal schuldig aan alles wat er misloopt en dat is heel veel), zet Claudel zijn (talrijke) lezers op het verkeerde been – en hij doet dat, zoals ik al zei, op overtuigende wijze want de lezer blijkt niet gefrustreerd omdat hij (en in de meerderheid zij) niet te weten komt wie nu eigenlijk de moordenaar is. Integendeel: hij (zij) wordt opgezadeld met nog meer vragen dan die ene die dus onopgelost blijft: Grijze zielen zet aan tot denken.
Het zwakke van Claudels roman is dat hij al te nadrukkelijk een constructie is. Construeren mag (en is zelfs onvermijdelijk) maar nadrukkelijkheid is in deze een kapitale zonde: de lezer voelt zich bij het handje genomen. Hoewel Claudel zelf aangeeft dat zijn verteller voor het vertellen van zijn verleden niet anders kan dan met fantasie de leemtes opvullen tussen de weinige punten uit zijn leven die hij zich scherp herinnert en die hij dus min of meer waarheidsgetrouw kan weergeven, waardoor je wordt voorbereid op een fragmentarische, onchronologische en niet-lineaire constructie, hoef je toch niet per se de grands écarts voor lief te nemen waarmee de auteur je jaren ver over en weer in de tijd meeneemt en, om het geheel samen te houden, zich beroept op bij wijlen irritante (want betuttelende) verwijzingen, aankondigingen, hernemingen etc. Grijze zielen wordt op die manier te zeer een maaksel, waarbij het technische kunnen, het vernuft van de schrijver te weinig verborgen of impliciet blijft. Het wordt een roman die te nadrukkelijk mooi wil zijn – iets waarop bijvoorbeeld ook de zeer bewerkelijke woordenschat in het originele Frans wijst. (Hetgeen in de vertaling nagenoeg volledig verloren is gegaan.)