dinsdag 18 juni 2024

notitie 426

NIET MIJN WERELD

‘Het is maar een vlag.’ Zo luidt een van de reacties onder een foto die ik enkele dagen geleden op Facebook postte. Ik maakte een kritische bedenking over het feit dat het democratisch gekozen bestuur van mijn stad (Brugge) een campagne ondersteunt ter bevordering van het shoppen: ‘This street is made for shopping’ prijkt er, samen met een tekening van het Belfort en het logo van de stad, op de boven de winkelstraat opgehangen banieren die de passanten wijzen op wat hun te doen staat.

‘Het is maar een vlag,’ reageert Rita zeer bondig. Haar onderliggende boodschap is uiteraard: ‘Waar maak jij je eigenlijk druk om?’ En eventueel: ‘Er zijn ernstiger problemen.’

Maar neen, Rita, het is niet ‘maar een vlag’. Deze vlag staat voor iets.

Ik heb het hier niet over het particuliere onbehagen dat mij bekruipt wanneer ik op een zaterdag door de drukste winkelstraat van mijn stad wandel. Ik heb het, los van mijn persoontje, over de monocultuur van internationale winkelketens. Ik heb het over de eenzijdige gerichtheid op consumeren. Over de door kinderen aan elkaar genaaide kleren en schoenen. Over het door kinderen opgegraven coltan. Over de overvloed aan nutteloze en meestal weinig duurzame voorwerpen en kleren die hier te koop worden aangeboden. Ik heb het over de uitbuiting waarop het consumentisme draait, en over de ecologische last van het door de stad Brugge gepromote consumeren. (Is het niet goed dat de winkelstraat verkeersvrij is?, hoor ik al tegenwerpen. Jazeker, maar wie denkt er aan de tonnen CO2 die de lucht in worden gejaagd om al die waren, brol meestal, hier te krijgen?)

Ik heb het ook over het opzichtige leugenachtige omzeilen van de handelswetgeving (‘presales’, koppelverkoop, etcetera). Over de veralgemeende mercantiele mentaliteit. Over de verveling op de gezichten van de passanten. Over het wegduwen van het stedelijke samenleven.

En dan toch particulier: over het gevoel dat mij overvalt dat ik hier niets te zoeken heb. Ik heb het over het besef dat ik deze straat meestal mijd, dat deze straat, hoewel de belangrijkste en mooiste van mijn stad, niet meer mijn straat is en dat deze stad dus voor een deel niet meer mijn stad is.

Een van de personen die ook op mijn post reageerde, kleinzoon van de uitbater van een winkel in dezelfde Steenstraat als waar nu die shoppingvlaggen hangen, zegt ‘moe’ te worden van de ‘constante verontwaardiging’ en is van oordeel dat het ‘voortdurende, bittere, zinderende gezeur afstompend werkt’. Ik veronderstel dat hij het heeft over mijn verontwaardiging en gezeur, en dat van stadsgenoten die evenzeer verontwaardigd zijn en – in zijn ogen – tot zeuren geneigd. Hij noemt hen ‘dorpsfilosofen’. Hij verwijt ons geen ‘constructief alternatief’ voor te stellen.

Mijn constructief alternatief, Tijs, is dat we ons eens grondig bezinnen over het kapitalisme waarin we verstrikt zitten, en eventueel ook over wat stedelijkheid méér kan en eigenlijk zou moeten inhouden. Mijn constructief alternatief is ook dat we kritische zin niet meteen wegzetten als intellectualistisch gezeur, maar dat we er wel degelijk een betrokkenheid in herkennen die een kwalitatievere deelname aan het stadsleven wil dan de conformistische passiviteit waarmee het koopvee door de winkelstraat slentert.

Dat een kritische bedenking bij de huidige samenleving, waarvan de winkelstraat een van de meest zichtbare en opzichtige manifestaties is, door lieden die toch beter zouden kunnen weten, zoals Rita en Tijs, wordt weggezet als gezeur, bevestigt mijn overtuiging dat die samenleving totalitaire trekken heeft. Daarover verontwaardigd te zijn, en niet alleen dat, die verontwaardiging ook te uiten: ik beschouw het als een morele plicht.

Nog een constructief voorstel: laat ons eens met z’n allen wat minder gaan kopen. Laat ons eens nadenken over het verschijnsel mode. Laat ons eens op zoek gaan naar zinvollere vrijetijdsbestedingen want, geef toe, veel van dat door de stad aangemoedigde ‘shoppen’ heeft toch vooral met verveling en innerlijke leegte te maken.

De reactie ‘Het is maar een vlag’ probeert mijn post weg te relativeren. Welnu, ik laat mijn ‘bittere’ (Tijs) verzuchting niet wegrelativeren. Maar ik sta wel open voor een redelijke argumentatie die mij overtuigt van de positieve waarde van de door de stad gesteunde indoctrinatie (‘This street is made for shopping’). Ik verwelkom elk tegenargument dat mij verlost van mijn – inderdaad misselijkmakende – overtuiging dat er geen tegenspraak meer mogelijk is: de louter mercantiele, op winstbejag, versuffing en uitbuiting georiënteerde wereld waarin we leven is totalitair. In die mate zelfs dat veel mensen het probleem niet meer kunnen of willen zien: zeggen dat het ‘maar’ een vlag is ontslaat hen van nadenken over de wereld waarin ze leven.

Het is méér dan een vlag, Rita. Het is een wereld. En het is niet mijn wereld. Het zal, zolang ik er mij nog enigszins aan kan onttrekken, nooit mijn wereld zijn.