woensdag 25 mei 2016

los ingeslagen 316



21 augustus 2001

Tegenlicht en schaduw

Het door de restanten van nevel binnenvallende ochtendlicht schenkt het tafereel iets idyllisch. Een vrouw – onmiskenbaar een vrouw: type echtgenote van stripheld Octaaf Keunink, schonkig in het bekken, paarsig in het opgekrulde haar, rechtlijnig en honderd procent voorspelbaar – hangt de witte was op aan de draad die, zoals dat vroeger in talloze Vlaamse tuintjes het geval was, van betonnen paal naar betonnen paal gespannen is; beide palen staan naast de moestuin in de zanderige bodem geplant. De vrouw begint rechts op te hangen, de ene witte onderbroek links van de andere. Het lijkt een omgekeerd schrijven. Vlaggenschepen. Vaandels. Vaginawindels. Ik zei het: gelukkig is er het tegenlicht. Met sexy slipjes en beha’s, en natuurlijk een jonge vrouw met loshangend haar en hagelwitte tanden, had je een reclamespot voor een wasproduct. Zelfs mét de betonnen palen.

Aan de andere kant van het woninkje waar zich in de tuin dit tafereel afspeelt, gebeurt iets anders. Daar is geen gras, alleen stof; daar is geen overvloedig licht, alleen schaduw; daar is geen vrouw die witte was uithangt, alleen dit: een haan die over kippen heerst. Hoe stapt een haan? Statig, natuurlijk. De gouden veren, het formaat, de kam, de lellen. De sporen. Een stofwolkje: de heersende haan bestijgt een anonieme kip. Gekakel. Twee seconden geharrewar. Dan is het voorbij. De kip maakt zich niet eens uit de voeten, ze gaat door met pikken, met in het stof bijten. De haan overschouwt zijn slagveld. De andere kippen zijn kippen gebleven.