dinsdag 10 juni 2014

tour 38 / de dingen 93


27 april 2014


3 dagen voor vertrek

Sommigen vinden het niet verstandig dat ik me nu toch nog een Brooks-zadel heb aangeschaft. In die paar dagen die mij scheiden van mijn vertrek kan ik het onmogelijk naar behoren ‘inrijden’.

Ja, zo gaat dat dan met kwalitatief hoogstaande producten: vaak zijn ze in het begin helemaal niet optimaal. Het is alsof ze zich verzetten tegen het verstrekken van hun heilzame kwaliteiten, enkel met een speciale behandeling kun je deze als het ware verdienen. In het geval van het Brooks-zadel – een stugge constructie van een stuk hard leder dat met kopernagels (waarvan de kop mooi gepolijst is) op een stalen frame is bevestigd, met behulp waarvan het geheel op de zadelpen kan worden bevestigd – bestaat die speciale behandeling uit regelmatig insmeren met de speciale Brooks Proofide Leather Dressing (14 euro voor een potje van 40 gram) en… – jawel – inrijden. Ook dat insmeren doe je niet zomaar: ‘Proofide dient aan de onderzijde van het zadel te worden aangebracht en hoeft niet te worden uitgewreven’, leert de gebruiksaanwijzing. Op de bovenzijde breng je ook een klein beetje van het ledervet aan. Je wacht tot het droog is en wrijft het dan in het leer, om te voorkomen dat je er je broek mee bevuilt de eerstvolgende keer dat je het zadel inrijdt. ‘Deze leercrème brengt u diverse malen tijdens de ‘inrij-periode’ aan en daarna elke paar maanden.’

Het is duidelijk: wie deze procedure niet volgt, gaat een pijnlijke zittijd tegemoet!

De Brooks-adept wordt overigens ook aangeraden om met een donkere broek te fietsen.




Ik heb mij toch tot de – niet zó goedkope – aanschaf van het zadel laten verleiden omdat het zadel dat ik nu had al behoorlijk pijnlijk was bij intensief gebruik, lees: lange tochten. Dus veel achteruitgang kan ik niet boeken! Bovendien is die Brooks verleidelijk mooi, hij verleent mijn Koga Miyata een extra cachet – en daar ben ik dan ook weer niet ongevoelig voor. Ik kijk uit naar de manier hoe het zadel zich zal ‘zetten’; hoe het zich complementairgewijs zal vormen naar mijn achterwerk; hoe het zal verweren; hoe het zal bewijzen dat het tegen de tand des tijds bestand is. ‘Zo’n zadel heb je voor het leven,’ zei iemand me. Wel, daar ben ik nu eens benieuwd naar: hoe het er binnen veertig jaar zal uitzien.

Wellicht enigszins zoals het zadel dat Jacqueline me toonde. Niet het Brooks-zadel met vering dat op Omers laatste fiets gemonteerd zat, een nog nieuw zadel en een nog nieuwe fiets – Omer had hem pas een jaar voor zijn dood aangeschaft: een AD Works met een gesofisticeerd versnellingsapparaat –, maar wel een apart bewaard, behoorlijk gelooid en verweerd zadel, zo verweerd zelfs dat het in het leder ingestanste merk op de zijkant, daar waar de binnenkanten van Omers krachtige benen honderdduizenden keren langsgegaan waren, zo goed als uitgewist was: uitgegumd door een miljoenvoudige streling. Jacqueline bood het me aan: ik mocht het gebruiken. Maar ik weigerde: aanvaarden leek mij niet gepast, het object op de een of andere, moeilijk te expliciteren manier te intiem.