zondag 27 januari 2013

los ingeslagen 66


25 december 2012
 
De nachtelijke dropping in de bossen van Aalter had de leden van het gezelschap ‘de Singles’ tot in Knesselare geleid en daar draaide toevallig een kerstmarkt op volle toeren. Het uitgelaten gezelschap liet zich de jenevertjes welgevallen – ook mevrouw X. genoot van meer dan eentje. Nieuw in het gezelschap was zij iedereen opgevallen vanwege haar bontmantel en naaldhakken, die voor een nachtwandeling door struikgewas en kreupelhout, over dichtgevroren plassen en prikkeldraadversperringen zeer ongeschikt waren. Maar ze was er toch maar geraakt en dronk stevig mee. De sfeer was opperbest. De kerstmarktkramers stelden het opkramen nog even uit want aan zo’n bont gezelschap van een twintigtal uitgelaten feestneuzen viel nog wel een extra cent te verdienen. Er werden ook wat van die rood-witte kerstmutsen uitgedeeld en na nog een jenever of vier vatte de groep de terugtocht aan. Mevrouw Bontmantel bleek in de vriesnacht danig het noorden kwijt. Ze taterde er op los, vertelde honderduit, ook over aangelegenheden die in andere omstandigheden de openbaarheid ternauwernood zouden verdragen. Maar goed, vrienden onder elkaar, we begrijpen dat. Tot ze met haar naaldhakken een ferme zwieper maakte over een ijzelplek. Ze viel pardoes op haar achterste maar ze viel gelukkig zacht want ze had toch nog altijd die bontmantel. Hilariteit alom – maar… ze geraakte niet meer rechtop. ‘Jullie zullen mij moeten dragen,’ zei ze nog, op wat zakelijker toon in vergelijking met daarnet, toen ze het over haar liposucties had gehad. Geen nood, vier sterke mannen werden in het gareel gespannen. Twee voor elk een arm, twee voor elk een been – ’t was als een begrafenis met kraaien, maar dan zonder kist. En zo werd de tocht door de nacht voortgezet, en ondertussen begon die vrouw weer te kakelen over haar recentste scheiding, haar autistische dochter, de strapatsen van haar exen en het lek in haar dak. Iedereen lachte ermee en achteraf zou worden gezegd dat het een fijne avond was geweest. Alleen botsten die jenevertjes wel danig in de maag – er was er niet een die niet met een kater opstond de volgende dag.