zondag 4 september 2011

Karamazov 19

VII.4.
Aljosja is terug in het klooster. Hij gaat naar de kist met de stinkende starets en bidt er verstrooid terwijl broeder Paisi voorleest uit het Evangelie, meerbepaald de passage over de bruiloft van Kana. Aljosja valt in slaap en droomt dat de starets uit zijn kist opstaat en hem prijst omdat hij, Aljosja, Groesjenka een uitje heeft aangereikt. Hierdoor raakt Aljosja in vervoering. ‘Als een zwakke jongeling’ valt hij ter aarde neer en ‘als een voor de rest van zijn leven onverzettelijk strijder’ staat hij op. Drie dagen later verlaat hij het klooster voorgoed.

VIII.1.
Dmitri weet nog niet dat Groesjenka is vertrokken. We krijgen nu ‘de geschiedenis van die verschrikkelijke twee dagen van zijn leven voorafgaande aan de afschuwelijke catastrofe die zo onverwacht over zijn hoofd losbarstte’. Dmitri kan zich niets anders voorstellen dan dat Groesjenka voor hem zou kiezen. Hij heeft zich een utopische voorstelling gevormd van een totaal ander leven met haar. Hij heeft wel weet van haar ‘officier’ (de derde hond) maar verdringt dat. Helemaal onvoorstelbaar voor hem is dat Groesjenka, uiteraard omwille van het geld, voor zijn vader Fjodor zou kiezen. Hij kan zich niet voorstellen wat er dan zou gebeuren. ‘Hij had geen bepaald plan, er was van tevoren geen misdaad beraamd.’ Het geld vormt overigens voor hem een groot probleem. Bovendien beschouwt hij het als een erezaak om de drieduizend roebel die hij Katerina Ivanovna schuldig is terug te geven. Hij verwacht dat uitgerekend Koezma Samsonov, de ‘beschermheer’ van Groesjenka die op het punt staat terug te komen om haar opnieuw op te eisen (maar dat weet Dmitri niet), hem zal helpen. Dmitri mag pas na drie keer aankloppen binnen bij koopman Samsonov. Hakkelend stelt hij hem een voor hemzelf bijzonder nadelige deal voor. Samsonov wil hem niet helpen maar verwijst hem door naar de Terriër, een houthandelaar met wie Fjodor een dispuut heeft over het bos in Tsjermasjnja. Na ‘de catastrofe’ zal blijken dat Samsonov alleen maar een grap uithaalt met Dmitri.

VIII.2.
Met de grootste moeite brengt Dmitri negen roebel bij elkaar, onder meer door drie roebel te lenen van zijn personeel. Dit gebeurt met enige omhaal en dus niet onopgemerkt. Men zal het zich, aldus Dostojevski, herinneren wanneer ‘zekere gebeurtenis’ zich zal hebben voltrokken. Wij vernemen hier ook dat deze ‘zekere gebeurtenis’ zich de volgende dag zal voltrekken. ‘Ik merk dit van tevoren op, later zal duidelijk worden waarom ik dat doe.’ Deze toevoeging is een opmerkelijke perspectiefverschuiving. De verteller legt bovendien zijn kaarten op tafel: De dromen van Dmitri zullen géén werkelijkheid worden. Dmitri treft de Terriër, die Gorstkin heet, zijn roes uitslapend aan. De zin ‘Wat een verschrikkelijke tragedies bezorgt het realisme de mensen!’ moet wellicht worden gelezen als Dostojevski’s commentaar op de literaire traditie van zijn tijd. Wanneer, na veel vijven en zessen, inclusief een halve kooldampintoxicatie, Dmitri de Terriër eindelijk aan de praat krijgt, blijkt deze van niets te weten: Samsonov heeft Dmitri bij de neus genomen. Dmitri keert terug. Hij vreest dat Groesjenka tijdens zijn afwezigheid bij zijn vader is geweest.

Waarom heeft Dostojevski deze omweg nodig? Het levert toch niets op? Is het enkel omdat Dmitri even van het toneel moest verdwijnen? Moet van hem een verdachte worden gemaakt, in het kader van die ‘zekere gebeurtenis’ die zich nog moet voltrekken?