dinsdag 27 september 2011

hebben de deelnemers aan de slettenmars een punt?

actuele vraag 5


In januari 2011 gaf een Canadese politieman enkele studentes gratis advies: ze konden voor zichzelf het risico op seksueel geweld verminderen door zich decenter gekleed op het openbaar domein te begeven. Deze uitspraak (van een man ten overstaan van een vrouwelijk publiek) was ongelukkig omdat hij een te rechtstreeks verband suggereerde tussen de manier waarop vrouwen zich kleden en de mogelijkheid dat ze worden aangerand. Laure uit Brussel verwoordt op de website van de ‘Linkse Socialistische Partij’ het standpunt van de vrouwen die zich door de uitspraak van de Canadese agent geschoffeerd voelden: ‘Bij de [verkrachter] gaat het om een behoefte van dominantie en niet om een seksuele drift die plots w[o]rd[t] opgewekt omdat hij een kort rokje z[iet].’ De Canadese studentes waren – hoe zal ik het zeggen – op hun pik getrapt en organiseerden prompt de eerste ‘slutwalk’. ‘Wij kleden ons zoals wij dat willen’, werd er op de intussen in ‘meer dan 70 landen’ georganiseerde ‘slettenmarsen’ luidkeels gescandeerd. Deze optochten worden door de media gretig in beeld gebracht omdat er altijd wel smeuïg beeldmateriaal van kan worden meegenomen. Daarin verschillen ze niet veel van de gay parades en het mag dan ook geen wonder heten dat vorig weekend in Brussel de homogemeenschap een delegatie naar de slutwalk had afgevaardigd.

Hoe komt het dat ik een spontane opstoot van weerzin niet lijk te kunnen vermijden telkens ik zo’n stel ‘sletten’ in weinig verhullende lingerie over mijn beeldscherm zie passeren? Nu weet ik wel dat de eindredacteur van dienst de sappigste specimen uit het aanbod voorsorteert, enigszins zoals een fruitboer op de veiling van Haspengouw – maar toch. Ben ik intolerant, benepen, conservatief? In de ogen van deze ‘vrijgevochten’ vrouwen zal ik ongetwijfeld ‘seksueel gefrustreerd’ zijn maar daar maal ik niet om. Ik weet wel beter en neem mij voor desgevallend enkel rekening te houden met psychologisch advies van een bevoegd persoon, en dan liefst een in net maatpak c.q. fatsoenlijke jurk.

Uiteraard vind ik niet dat mannen meer recht hebben een schaars geklede, zeg maar provocerend geklede vrouw te verkrachten dan een die haar natuurlijke schoonheid en sex-appeal voor de daartoe voorbestemde speciale gelegenheden reserveert en zich in afwachting aan de heersende fatsoensnormen conformeert. Mannen horen in alle omstandigheden hun poten thuis te houden en hun blik zedig af te wenden. Dat heet cultuur, dat is beschaving. Overigens verdient een te schaars geklede del het niet eens te worden aangestaard, zoveel moet duidelijk zijn. Maar ik ben het niet eens met de vrouwen die beweren dat ze zich kleden ‘zoals ze dat willen’. Ik vind, heel ouderwets, dat je in het openbaar domein beleefd moet zijn, en decente kleding is een vorm van beleefdheid. En niet alleen ten aanzien van mannen.

Maar we hebben het hier over de mannen, die driebenige wezens met dat monopolie op seksueel geweld. Mannen…, tja, het zijn mannen en dat ze door vrouwelijke seksuele signalen worden aangetrokken, daar kunnen ze niets aan doen. Je kunt net zo goed proberen de zwaartekracht ongedaan te maken als dat je die mannen in die mate zou kunnen dresseren dat ze zich niet meer in de aan hun gepresenteerde decolletés verliezen. Vrouwen die zich uitdagend kleden – hout voor de deur, blote buiken, opkruipende korte rokjes, enzovoort – miskennen het fundamenteel biologische mechanisme van de man dat al millennia lang de wereld sneller doet draaien en zijn derhalve – omdat ze heel goed horen te beseffen wat ze doen – zélf seksueel agressief. Of om het op een banale manier te zeggen: zij zijn het die ‘beginnen’ – ook al doen ze dat vanuit een feministische instelling. Moeten zij daarom aangerand worden? Uiteraard niet. Een en ander kan best vriendelijk verlopen en zeg nu zelf: een wereld mét is toch plezieriger dan een wereld zonder decolletés. Ik prefereer de esbattementen van Marlies Dekker boven het fundamentalistische vergrijp van de boerka. Maar ik pleit voor mededogen voor de man die er niet altijd in slaagt om zijn blik op tijd af te wenden, en ik sympathiseer met de bedoeling van die Canadese agent. Hij bedoelde het namelijk goed. Hij sprak misschien meer als man dan als een agent die zich hoort te schikken naar de dominante waarden – en die zijn in onze westerse wereld, het zal misschien sommigen verbazen dat ik het hier zo onomwonden stel, veel minder manvriendelijk dan in feministische kringen wordt beweerd.

Ik herinner mij beelden uit de jaren zestig waarop te zien was hoe op de trap van een of andere deftige bankinstelling de zogenaamde ‘dolle mina’s’ zich vrolijk maakten door, in minirok gekleed, de stijve harken met bolhoed, pijp en paraplu die zich op dat ogenblik hoegenaamd niet met iets seksueels bezighielden, onverhoeds in de bips te knijpen – en zich vervolgens vlugvlug uit de voeten te maken. Dolle pret. De hoogdagen van het combattieve feminisme. De sterke kant die het zwakke geslacht daar toonde bestond uit geniepigheid en goedkope humor. ’t Was maar een mager overwinninkje.

Het fundamenteel foute in het standpunt van de ‘sluts’ is dat ze veel te ongenuanceerd veralgemeniseren. ‘Alle’ vrouwen, ‘alle’ mannen – dat soort argumenten. Maar ik zou eens willen weten hoe klein bij de vrouwen de minderheid is die sympathiseert met het schaamteloze exhibitionisme van enkele (niet alle!) deelnemers op die zogenaamde ‘slutwalks’ – ik krijg het woord nauwelijks opgeschreven. Net zoals ik ook wel eens zou willen weten hoeveel homo’s ervan overtuigd zijn dat de zaak van de homo’s door het – gretig door de media voorgeselecteerde – exhibitionisme op de zogenaamde ‘gay parades’ echt wordt gediend.

Hoe je het draait of keert, in deze aangelegenheden bestaat er een ongezonde decalage tussen wat er wordt gevoeld en wat er kan gezegd worden. De maatschappelijke druk ten aanzien van het oorbare, ‘politiek correcte’ of ‘ethisch correcte’, oordeel is groot. Die druk is evenredig met de mate waarin deze lieden zich beroepen op hun veronderstelde vrijheid van meningsuiting en ons derhalve ongehinderd door goede smaak of fatsoen de excessieve uitingen van hun geaardheid en voorkeuren in de maag splitsen. Een en ander stemt mij – hoewel ik wéét dat ik tolerant moet zijn en dat best ook wel wíl zijn – niet gunstiger ten aanzien van deze brutale mannen en vrouwen die voor het oog van de camera seksueel getinte gedragingen opvoeren vanuit de onterechte gedachte dat ze een hele sekse (‘dé vrouw’) of geaardheid (‘dé holibi’s’) vertegenwoordigen.

De actuele vraag moet dus niet luiden: ‘Hebben de deelnemers aan de slettenmars een punt?’, maar: ‘Hoe kunnen we vrouwen en homo’s duidelijk maken dat aberraties op slettenmarsen en gay parades niet bevorderlijk zijn voor een goede algemene verstandhouding tussen de seksen en tussen de vertegenwoordigers van verschillende geaardheden?’