zaterdag 26 juli 2008

De precisie van de nacht achter de verste verte 2/6

Hier de tweede aflevering van zes over de Poëziezomer van Watou. De volledige tekst verscheen in de Poëziekrant.

Sporen

Ook in de eerste stal links op de Grenslandsite, de tweede locatie na de kubus, weerklinkt Claus’ geruststellende stemgeluid. En kijk: de twee tv-schermen die aan weerskanten van de deur zijn opgehangen zijn twee ogen, de spleet onder de deur is een mond, de dichte deur zelf de neus – en het is dit gelaat dat ons toespreekt over ‘De sporen’, te weten: die grillige levenslijn vol lussen en omwegen die wij krassen op onze ziel, die groeven en rimpels die de tijd uitgraaft in de akker van onze huid. Ze zijn onmogelijk helemaal te traceren, die sporen – en dat is wat Alberto Garutti met zijn computergestuurde arabesken feilloos duidelijk maakt. Een van zijn twee hier opgehangen ‘digital prints’ heet ‘I walked for 930 meters to arrive at Blauwhuys’ – ik schat dat de lijn die erop is aangebracht inderdaad zo lang is. De kortste weg tussen twee punten in de wereld van de poëzie is inderdaad niet de rechte.
Deze stelling wordt bevestigd door de twee aan de muur opgehangen slijpschijven (‘PWS 1200 IPC KH3116’) van Alberto Tadiello. Constant draaiend en een hels kabaal producerend, brengen zij in twee kabels die over de hele lengte van de stal tussen beide machines enerzijds en twee spanhaken in de tegenoverliggende muur anderzijds zijn opgehangen, een nerveuze spiraalbeweging teweeg. Die beweging is aan de kant van de spanhaken anders gemoduleerd dan bij de luidruchtige machines, ze is muzikaal als het ware – wat bij dat kabaal toch wel een klein mirakel mag heten. En dan vallen die slijpschijven stil en is de stilte al even oorverdovend.