donderdag 27 december 2007

Dag 121 vVH&C

071217 en 071227 – Wil ik dat Jerome David Salinger een ‘ontzettend goede vriend’ was, die ik, ‘als [ik] daar zin in had’, ‘altijd kon opbellen’? Salinger zelf geeft in De vanger in het graan van het ‘ideale boek’ een definitie in die strekking: ‘een boek waarbij je, als je het uit hebt, zou willen dat de schrijver die het geschreven heeft een ontzettend goede vriend van je was en dat je hem altijd kon opbellen als je daar zin in had’. Nu, dat soort boek vind ik De vanger in het graan dus niet – daarvoor heeft het mij net iets te weinig om het lijf. En is de schok van het nieuwe er toch ook wel een beetje te zeer vanaf. Inmiddels hebben tientallen schrijvers, ook Nederlandstalige, Holden Caulfields toontje overgenomen – samen met de algehele ‘verjonging’ van de westerse cultuur, is ook in de literatuur het coole geëmmer en gescheld van pubers bon ton geworden. Brusselmans, Giphart en tutti quanti, de een al met minder baanbrekende resultaten dan de andere (en het zijn allemaal mannen!) – enfin, u kent ze wel.

Nu, de toon is in elk geval een belangrijke ingang om het boek te appreciëren. En om die te smaken, kun je er maar beter het Engelse origineel bij nemen. Hoe turbo het taaltje van vertaler Johan Hos bijwijlen ook is, het Amerikaanse slang dat Salinger zijn jonge held (alter ego?) in de mond legt, blijkt niet te evenaren. Luidop lezen, die handel!

Is er inhoudelijk iets dat mij van De vanger zal bijblijven? Dat het vertrouwen dat Holden in de leraar van wie hij denkt hulp te zullen krijgen stelt, wordt beschaamd, is aangrijpend. En dat precies op het ogenblik dat hij nu net dat laatste duwtje richting afgrond kan missen als de pest. Maar is er verder een beklijvende gedachte, een min of meer filosofische draagwijdte? Ja. Er is een waarheidsopvatting. Een bedenking van filosofisch-esthetische aard. De kern, de relevantie van het boek bevindt zich, denk ik, in een opmerking van het tienjarige zusje van de moeilijke puber Holden. Zij maakt die opmerking wanneer hij haar vertelt dat hij zo vrolijk werd van het deuntje ‘Als je iemand vangt in het graan’. Hij had, zo was eerder gebleken, in dat liedje zijn wat gekke levensproject herkend: hij stelde zich een aan een afgrond palend graanveld voor waarin kinderen spelen. Hij zou dan die kinderen, door ze te vangen, redden. Hij zou de vanger in het graan zijn. Dat was de waarheid waaraan hij zich had gehecht, waarin hij in al zijn puberale onzekerheid een houvast had gevonden. Maar Phoebe corrigeert Holden. ‘Het is “Als je iemand ziet in ’t graan”!’ Holden heeft zijn wereldbeeld op een misvatting gebaseerd. Op een fout! Zijn enige waarheid blijkt een vergissing…