zaterdag 11 december 2004

Mijn woordenboek (45)

AANSTREPEN
Wat een vreemde gewoonte om in een boek woorden en zinnen en soms zelfs hele passages aan te strepen? (Waarom eigenlijk mag dat alleen met potlood?) Het is een vreemde gewoonte, als u dat maar weet! Want, wat is het nut ervan. Talloos zijn de boeken, één keer gelezen en maar één keer gelezen zullende blijven, die hier in dit huis van die aanstrepingen bevatten. Maar evengoed als de gedrukte letters, woorden, zinnen, hoofdstukken, verhalen en theorieën erin gedoemd zijn dode letter te blijven omdat ze zelden nog het licht zien, zo komen ook die aanstrepingen niet tot leven. Een mens vraagt zich daarom af waarom hij het doet.
Je doet het niet voor jezelf. Of toch maar ten dele. De kans dat je een boek herleest of zelfs maar opnieuw ter hand neemt is al bij al vrij gering. (Het zou zo niet mogen zijn, maar het is zo.) Je zou je beter de moeite van het aanstrepen besparen. (En bovendien zou je de toch al geringe waarde van die boeken niet nog meer naar beneden halen.) Toch doe je het. Waarom? Voor wie? Zou het kunnen dat er voor een soort van meelezer wordt aangestreept? Zou het kunnen dat in de daad van het aanstrepen een aanspreking verscholen zit? Kijk, wat ik heb aangestreept: die gedachte speelt altijd mee. Elke lezer is altijd in die mate een beetje ijdel dat hij denkt dat er over zijn schouder een imaginaire exegeet meeleest, die aan de hand van zijn beoordeling van de waarderende handeling van het aanstrepen die lezer in een ooit te schrijven imaginaire biografie op de imaginaire hoogte zal plaatsen die de aanstrepende lezer zichzelf altijd heeft toegedicht. De aanstreping is een in het ijle van stoffige bibliotheken gerichte schreeuw om aandacht. Zie wat ik belangrijk vind en hoe belangrijk ik derhalve zelf ben!
Denk aan wat je doet als je een boek uitleent waarin je hebt aangestreept.