woensdag 17 december 2025

LVO 331

fragment uit Het maaiveld


Sport

Er is een zwart-witfoto die niet meer in mijn bezit is of die ik althans niet meteen zou terugvinden als ik ernaar zou zoeken. Hij zit wellicht ergens tussen de bladzijden van een van mijn boeken. Het gaat hier dus om de herinnering aan een zwart-witfoto. Op die foto spelen jonge kinderen volleybal. Het net is te hoog en zij zijn te klein. De kleinste van allen draagt een padvindershoed. Dat is Benoni. Een padvindershoed was iets zeer ongebruikelijks. Ik had nog nooit een padvindershoed gezien, niet eens een padvinder. Aan de andere kant van het net springt een jongetje met een ziekelijk bleek en veel te groot hoofd op. Of juister: hij probeert op te springen want hij komt nauwelijks van de grond. Er ligt een sullige, verkrampte lach op zijn gelaat. Dat jongetje, dat ben ik. Ik draag een van de pullovers die mijn moeder had gebreid. De fries met geometrische motieven ter hoogte van de borst herken ik. Ik weet ook nog de hoofdkleur: diepgroen. De setting is een kamp, een zogezegd kennismakingskamp, in een jeugdheem in Westouter. Het eerste middelbareschooljaar is nog maar een paar weken aan de gang. Ik was ziek geworden tijdens dat kamp en bracht dientengevolge een groot deel van de tijd in bed door, overdag, alleen in de lege slaapzaal. Geen ideale situatie om mijn klasgenoten te leren kennen. Zij leerden mij kennen als een ziekelijk jongetje dat niet goed kon volleyballen.

Ondanks dat ziekelijke en tengere ontpopte ik mij stilaan toch als een sportieveling. Voetballen deed ik op de speelplaats met Erik Perdu, maar ook thuis in de tuin of op zomeravonden op een hobbelige wei tegenover de hofstee van boer Devriese, tot het donker werd en we badend in het zweet op huis af reden. Ik fietste graag en veel. En ik begon te lopen. Eerst tijdens de sportnamiddagen op donderdag, met meneer Kerger (de Pim), een voormalige beroepsmilitair die zijn pupillen graag drilde en disciplineerde.

Het lopen ging me goed af. Ik begon het zelfs voor mijn plezier te doen. Honderden keren had ik mijn rondje van precies 1 kilometer met de fiets gekoerst, nu liep ik het. Ik chronometreerde natuurlijk mijn tijden, en hield mijn scores bij zodat ik wist wanneer ik records brak. In het begin van het schooljaar was er de selectiecross: alle lopers van de hele school kwamen tegen elkaar uit, per leeftijdscategorie uiteraard. De twee jaar dat ik intensief gelopen heb, was ik een keer negende en een keer derde. De Pim kreeg me in de gaten, wat betekende dat je kans maakte om te mogen deelnemen aan wedstrijden, maar ik ben er toen mee gestopt.

Ik heb nooit iets afgemaakt, heb nooit iets tot het einde toe voldragen.